Opheffen rechtspersoon

Er kunnen verschillende redenen zijn om een rechtspersoon op te heffen. Eén van de redenen kan zijn dat de onderneming die de rechtspersoon exploiteert niet (langer) winstgevend is en dat de vennootschap haar activiteiten wil beëindigen of al beëindigd heeft. In dergelijke gevallen zijn er verschillende mogelijkheden om een vennootschap op te heffen. De eerste stap is de ontbinding, daarna volgt in beginsel de vereffening. 

Ontbinden rechtspersoon

De mogelijkheden om een rechtspersoon te ontbinden zijn te vinden in artikel 2:19 BW. De belangrijkste zijn de volgende:

  • Ontbinding door een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders (2:19 lid 1 sub a BW).
  • Ontbinding doordat een in de statuten omschreven gebeurtenis zich voordoet (2:19 lid 1 sub b BW). De statuten kunnen bijvoorbeeld bepalen dat indien een bepaalde persoon overlijdt, de rechtspersoon ontbonden wordt. In de praktijk komt dit weinig voor.
  • Ontbinding na afloop van een faillissement dat niet is geëindigd met een akkoord (2:19 lid 1 sub c BW). 
  • Ontbinding door de Kamer van Koophandel als dat op basis van art. 2:19a BW nodig is (2:19 lid 1 sub e BW). Art. 2:19a BW bevat gronden die te maken hebben met het ontbreken of de onbereikbaarheid van de bestuurders van de vennootschap. 
  • Ontbinding door de rechter in een beperkt aantal gevallen (2:19 lid 1 sub f BW). 

Vereffening

Na de ontbinding van de rechtspersoon volgt normaal gesproken de vereffening, die is geregeld in art. 2:23 BW e.v. De vereffening dient ertoe om de bezittingen van de rechtspersoon eerlijk te verdelen over de rechthebbenden, zoals de schuldeisers. De vereffening vindt plaats door een of meer vereffenaar(s). Als de vennootschap door de rechter ontbonden wordt, benoemt de rechter ook de vereffenaar(s). Als de aandeelhouders het besluit tot ontbinding nemen kunnen zij bij dat besluit ook een of meer vereffenaar(s) benoemen. Het is ook mogelijk dat de vereffenaar(s) al van tevoren in de statuten benoemd zijn. Als er geen specifieke vereffenaar is aangewezen, gaat het bestuur van de ontbonden rechtspersoon automatisch optreden als vereffenaar. 

Op grond van art. 2:23b lid 4 BW moet de vereffenaar een plan van verdeling opstellen. Dat plan moet hij twee maanden neerleggen bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel, en hij moet de mogelijkheid tot inzage publiceren in een landelijk dagblad. Gedurende die twee maanden kunnen schuldeisers op grond van art. 2:23b lid 5 BW door middel van een verzoekschriftprocedure bij de rechtbank tegen het plan in verzet komen. Ook dat verzet moet door de vereffenaar gepubliceerd worden in een landelijk dagblad. Als de termijn verlopen is doet de vereffenaar daar weer een melding van in een landelijk nieuwsblad en als het plan gewijzigd is moet dat op dezelfde manier medegedeeld worden. Als er een rechter bij de vereffening betrokken is, bijvoorbeeld omdat de vennootschap door de rechter ontbonden is, of omdat een van de schuldeisers in verzet is gegaan tegen het oorspronkelijke plan van verdeling, moet de vereffenaar een maand na de afronding van de vereffening op grond van art. 2:23b lid 10 BW verantwoording afleggen tegenover de betrokken rechter. Bij een langdurige vereffening geldt ook een periodieke verslagplicht tegenover de Raad van Commissarissen als die er is, en anders aan de algemene vergadering van aandeelhouders. Na het afronden van de vereffening houdt de rechtspersoon op te bestaan.

Op het moment dat de vereffenaar ontdekt dat de schulden van de opgeheven vennootschap hoger zijn dan de te verwachten opbrengsten, is hij op grond van art. 2:23a lid 4 BW verplicht om het faillissement van de vennootschap aan te vragen. De curator neemt de vereffening dan over van de vereffenaar. Aanvragen van het faillissement is niet verplicht als alle schuldeisers ermee instemmen dat de vereffening buiten faillissement wordt voortgezet.

Het kan voorkomen dat een rechtspersoon ten tijde van haar ontbinding geen bezittingen meer heeft. In dat geval hoeft er ook geen vereffening plaats te vinden, en houdt de rechtspersoon op grond van artikel 2:19 lid 4 BW tegelijk met het ontbindingsbesluit op te bestaan. Dit wordt ook wel de turboliquidatie genoemd. Het voordeel van deze wijze van opheffen is dat er geen vereffenaar hoeft te worden benoemd en dat er geen vereffeningsprocedure hoeft te worden gevolgd. Het nadeel is dat het mogelijk is om een onderneming te 'turboliquideren' indien er nog schulden bestaan, waardoor schuldeisers geconfronteerd kunnen worden met een onderneming die niet meer bestaat. Om misbruik van turboliquidatie tegen te gaan, is vanaf 15 november 2023 een nieuwe wet in werking getreden. In deze wet wordt onder meer een financiële verantwoordingsverplichting voor bestuurders geïntroduceerd.

Herleven rechtspersoon

Soms blijkt nadat een rechtspersoon is opgehouden te bestaan, dat er toch nog sprake is van een bate die vereffend moet worden. In dat geval wordt de vereffening op verzoek van een belanghebbende heropend of, indien nog geen vereffening heeft plaatsgevonden, alsnog geopend. Daarvoor is vereist dat de belanghebbende aannemelijk kan maken dat er nog sprake is van een bate. Daaronder vallen ook mogelijke opbrengsten uit geslaagde vorderingen op de voormalig bestuurders van de ontbonden vennootschap en opbrengsten uit de vernietiging van mogelijk paulianeuze rechtshandelingen.

Conclusie

Voor ondernemers zijn er meerdere mogelijkheden om een rechtspersoon op te heffen. Sommige manieren kunnen echter ook tot misbruik leiden. Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust contact op met Michael Butôt of Steef van den Boogert

Download als pdf

Specialist(en)