Hoge Raad geeft duidelijkheid over kwalificatie Buy Now Pay Later als consumentenkrediet

03-07-2025

Vallen BNPL-aanbieders (Buy Now Pay Later) onder de regels van Richtlijn 2008/48/EG (de Richtlijn consumentenkrediet)? Als dit het geval is, zijn deze aanbieders onder andere verplicht informatie aan de consument te verstrekken over de verschuldigde rente bij betalingsachterstanden en de kosten van niet-nakoming. Daarnaast is deze aanbieder dan verplicht de kredietwaardigheid van de consument te toetsen. In een eerder arrest van 30 Juni 2023 heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op een eerste reeks aan prejudiciële vragen over de reikwijdte van de Richtlijn consumentenkrediet in relatie tot BNPL-aanbieders en heeft de Hoge Raad ook op zijn beurt zelf prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie. Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad in navolging van het arrest van het Hof van Justitie uit oktober 2024 duidelijkheid gegeven over de vraag of en wanneer een BNPL-dienstverlener onder de regels voor consumentenkrediet valt.

Achtergrond bij de uitspraak van de Hoge Raad

De aanbieders van BNPL-diensten zijn steeds meer in opkomst, maar liggen ook nadrukkelijk onder een vergrootglas. Deze diensten komen erop neer dat consumenten de mogelijkheid krijgen om later (vaak binnen drie maanden) te betalen via een BNPL-aanbieder. De huidige Richtlijn consumentenkrediet houdt (nog) geen rekening met deze specifieke vorm van uitgestelde betaling. De BNPL-dienstverleners vallen daarom ook buiten de toezichtsregels uit de Wet op het financieel toezicht ("Wft"), zoals die voor andere kredietverleners gelden.  In de zaak die leidde tot de arresten speelde het volgende. De consument in kwestie heeft in 2019 bij een webwinkel producten gekocht en ervoor gekozen gebruik te maken van de betaalmethode Afterpay. De keuze voor uitgestelde betaling betekende dat de vordering op de consument door de webwinkel aan Afterpay (de BNPL-dienstverlener) werd overgedragen en dat Afterpay gerechtigd was om de vordering te innen.  Indien de consument binnen de betaaltermijn betaalt, worden er geen rente en kosten in rekening gebracht door de BNPL-aanbieder.

Eerder oordeel Hoge Raad uit 2023

De Hoge Raad gaf in het arrest uit 2023 al antwoord op een aantal prejudiciële vragen over de toepassing van de Richtlijn consumentenkrediet voor BNPL-dienstverleners. De kernvraag die aan de Hoge Raad is gesteld, is of een BNPL-overeenkomst kwalificeert als een kredietovereenkomst in de zin van 7.2A BW. 

Volgens de Hoge Raad moet het begrip ‘kredietovereenkomst’ ruim moet worden uitgelegd. Als een consument betaling mag uitstellen tot na de aflevering van het gekochte goed, is in beginsel sprake van een kredietovereenkomst. De Hoge Raad gaat daarna in op de uitzonderingen van de toepasselijkheid van Titel 7.2A BW. Een kredietovereenkomst is uitgezonderd van de toepasselijkheid van deze titel als het krediet volledig kosteloos is, als er geen rente of andere kosten worden gerekend, of als het krediet binnen drie maanden moet worden terugbetaald en de kosten slechts ‘onbetekenend’ zijn. Of de kosten ‘onbetekenend’ zijn, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals het absolute bedrag en de verhouding tot het totale kredietbedrag. Bij de beoordeling of aan de voorwaarden voor de uitzondering is voldaan, moet volgens de Hoge Raad worden gekeken naar het begrip ‘totale kosten van het krediet voor de consument’, dat ruim moet worden opgevat. Omdat dit begrip de uitleg van Unierecht betreft, vraagt de Hoge Raad op zijn beurt aan het Hof van Justitie - kort gezegd - of vertragingsrente en buitengerechtelijke kosten onder de totale kosten van het krediet vallen.

Oordeel Hoge Raad van 27 juni 2025 

In het verlengde van de beantwoording van het Hof van Justitie (ECLI:EU:C:2024:895) heeft de Hoge Raad geantwoord dat bij de vraag wanneer er sprake is van een krediet zonder kosten of een krediet met onbetekenende kosten volgens artikel 7:58 lid 2 BW de vertragingsrente en de buitengerechtelijke kosten niet in aanmerking moeten worden genomen. Het maakt dan ook niet uit of ze op grond van de wet of op grond van een overeenkomst verschuldigd zijn.

Verdienmodel op niet-betaling van consument?

Als de BNPL-aanbieder er echter bij de sluiting van de kredietovereenkomst al op anticipeerde dat de consument de betalingsverplichting niet ging nakomen en er op deze manier een economisch voordeel mee probeert te behalen (er zijn ‘verdienmodel’ van maakte), kunnen/moeten de vertragingsrente en buitengerechtelijke kosten wel in aanmerking worden genomen. De (feiten)rechter dient dit te beoordelen aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Relevante aandachtspunten zijn in dat geval de wettelijke dan wel contractuele aard van de rente, de kosten van niet-nakoming, de termijnen waarbinnen die rente en kosten opeisbaar worden en de hoogte van deze rente en kosten.

Uitleg 'geruime tijd': wanneer moet precontractuele informatie worden verstrekt?

In het arrest heeft de Hoge Raad ook uitleg gegeven over het vereiste van 'geruime tijd' in artikel 7:60 BW. Uit artikel 7:60 BW blijkt dat de precontractuele informatie uit artikel 5 en 6 Richtlijn consumentenkrediet aan de consument moet worden verstrekt geruime tijd voordat deze hieraan is gebonden. De Hoge Raad bepaalt dat de uitleg van 'geruime tijd' (ook) afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waaronder in de eerste plaats de mate van ingewikkeldheid van de aangeboden kredietovereenkomst. De Hoge Raad benadrukt dat het feit dat een consument snel besluit om een kredietovereenkomst aan te gaan niet impliceert dat de precontractuele informatie niet al geruime tijd van tevoren is verstrekt.

Ambtshalve toetsing van kredietwaardigheidstoets

Daarnaast heeft de Hoge Raad in dit arrest bevestigd dat de civiele rechter ambtshalve dient te toetsen of de BNPL-aanbieder of kredietverstrekker wel een kredietwaardigheidstoets heeft uitgevoerd. Kredietverstrekkers hebben ter voorkoming van overkreditering een (precontractuele) verplichting op grond van de Wft om informatie in te winnen over de kredietwaardigheid van de consument. De Hoge Raad voegt daar echter wel aan toe dat een rechter niet ambtshalve hoeft te toetsen of de kredietverstrekker de kredietovereenkomst wel aan had mogen gaan bij kredieten van minder dan EUR 1.000,-, omdat de kredietverstrekker niet beschikte over voldoende informatie over de financiële positie van de consument. Uiteindelijk blijft het aan de feitenrechter om te beoordelen of de kredietverstrekker heeft voldaan aan zijn verplichtingen op grond van de Wft.

Implicaties voor de praktijk

De arresten van de Hoge Raad bieden duidelijkheid voor aanbieders van kortlopend krediet waarvoor geen of slechts onbetekenende kosten in rekening worden gebracht (waaronder BPNL-dienstverleners) over de vraag of zij vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten in rekening kunnen brengen zonder onder de consumentenkredietregels te vallen. Wanneer een BNPL-dienstverlener of aanbieder van kortlopend krediet onder deze regels valt kan dit vertrekkende gevolgen hebben voor zijn bedrijfsvoering. Dit zal dus alleen het geval zijn als de rechter oordeelt dat het verdienmodel van de kredietverstrekker is gericht op niet-nakoming door de consument. Dat lagere rechters hier verschillend over kunnen denken blijkt bijvoorbeeld uit twee recente uitspraken – allebei over Klarna – van de Rechtbank  Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2025:1405) en de Rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2025:6515).

Belangrijk om op te merken is dat vanaf 20 november 2026 onder andere alle BNPL-dienstverleners ook onder de reikwijdte van de gewijzigde Richtlijn consumentenkrediet gaan vallen (de consultatie van de implementatiewet is op 13 mei 2025 gesloten). Vanaf (in ieder geval) 20 november 2026 zullen dus ook BNPL-dienstverleners de precontractuele informatieverplichtingen moeten naleven.

Bij een schending van de precontractuele informatieverplichtingen, zal een ‘sanctie’ (korting) moeten worden toegepast op de betalingsverplichting van de consument. Wilt u meer informatie over de sanctie bij schending van precontractuele informatieverplichtingen lees dan onze Legal Update: Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten vernieuwd: tot wel 60% korting voor consumenten of beluister onze podcast: Licht op Legal: Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten vernieuwd: Tot wel 60% korting voor consumenten.

Vragen?

Volledigheidshalve merken wij op dat beide arresten van de Hoge Raad – naast de hiervoor genoemde punten – ook een aantal meer technische maar voor de praktijk relevante overwegingen bevatten. Heeft u een specifieke vraag over (de implicaties van) de arrest(en) of de gewijzigde kredietregelgeving voor uw bedrijfsvoering? Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten van het Banking & Finance team.

Dit is een Legal Update van Dennis Apperloo, Dylan Verheij en Mariska Nijenhof-Wolters 

Specialist(en)