Wet open overheid (Woo): Wanneer moet of mag de openbaarmaking van informatie al dan niet achterwege blijven?
04-05-2022
Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden. In een eerdere Legal Update bespraken wij een aantal opvallende wijzigingen tussen de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Woo. In deze Legal Update zullen wij ingaan op de vraag wanneer openbaarmaking van informatie onder de Woo al dan niet achterwege kan blijven.
Algemeen
Hoofdstuk 5 van de Woo bevat uitzonderingen op het uitgangspunt dat informatie openbaar is. De systematiek komt grotendeels overeen met de systematiek van de Wob en bevat onder meer de volgende elementen:
- In artikel 5.1, eerste lid, Woo staan de absolute uitzonderingsgronden, op basis waarvan het verstrekken van informatie geweigerd mag worden.
- In het tweede lid van artikel 5.1 Woo staan relatieve uitzonderingsgronden, waarbij – net als onder de Wob het geval was – de door uitzonderingsgronden te beschermen belangen moeten worden afgewogen tegen het belang van openbaarmaking.
- Artikel 5.2 bevat de uitzonderingsgrond voor persoonlijke beleidsopvattingen in documenten bestemd voor intern beraad, op basis waarvan informatie geweigerd mag worden.
- Nieuw is artikel 5.3 Woo, op grond waarvan de relatieve uitzonderingsgronden niet van toepassing zijn op informatie ouder dan vijf jaar, tenzij het bestuursorgaan kan motiveren dat dit in het voorliggende geval anders is.
- Ook nieuw is de mogelijkheid om informatie specifiek aan één of enkele personen te verstrekken (artikel 5.5, 5.6 en 5.7 Woo).
Hieronder zoomen wij in op opvallende veranderingen bij de toepassing van enkele relatieve uitzonderingsgronden uit hoofdstuk 5 Woo.
Intern beraad (artikel 5.2 Woo)
Het uitgangspunt van de Woo is nog steeds dat geen informatie wordt verstrekt over persoonlijke beleidsopvattingen opgenomen in documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad. Intern beraad is het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid.
Persoonlijke beleidsopvatting
Wat wel en wat geen persoonlijke beleidsopvattingen zijn, wordt in de Woo – anders dan onder de Wob het geval was – verduidelijkt.
- Het gaat om: nota's van ambtenaren aan hun ambtelijke en politieke chefs, interne correspondentie, concepten van stukken, agenda's, notulen, samenvattingen en conclusies van interne besprekingen en rapporten van ambtelijke adviescommissies.
- Het gaat niet om: feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
Externe personen of organisaties, die bij dat beraad worden betrokken kunnen ook onder deze uitzonderingsgrond vallen. Jurisprudentie van de Wob op dit punt behoudt dus zijn betekenis.
Documenten opgesteld voor formele bestuurlijke beleidsvorming
Voor persoonlijke beleidsopvattingen in documenten opgesteld voor formele bestuurlijke beleidsvorming geldt daarnaast dat deze documenten vanaf nu in beginsel openbaar moeten worden gemaakt (artikel 5.2, derde lid, Woo).
Het gaat hier alleen om formele besluitvorming door een minister, een commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten, een gedeputeerde, het college van burgemeester en wethouders, een burgemeester en een wethouder. Deze openbaarmakingsplicht geldt dus niet voor besluitvorming door andere bestuursorganen.
Onevenredige benadeling (artikel 5.1, vijfde lid, Woo)
De uitzonderingsgrond 'onevenredige benadeling' wordt onder de Woo een stuk strikter (artikel 5.1 lid 5 Woo). Deze uitzonderingsgrond kan alleen worden ingeroepen in “uitzonderlijke gevallen”. Ook moeten er andere belangen aan de orde zijn dan de belangen die worden beschermd door de uitzonderingsgronden van artikel 5.1 lid 1 en 2 Woo. Het is de bedoeling dat deze uitzonderingsgrond niet meer als (subsidiaire/aanvullende) restgrond wordt gebruikt. Een bestuursorgaan kan dus bijvoorbeeld niet meer voor hetzelfde document een beroep doen op én de uitzondering voor bedrijfs- en fabricagegegevens én op het voorkomen van onevenredige benadeling.
Goed functioneren van het bestuursorgaan (artikel 5.1, tweede lid, onder i, Woo)
Een nieuwe relatieve uitzonderingsgrond betreft het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen (artikel 5.1, tweede lid, onder i, Woo). Deze informatie werd onder de Wob ook al niet openbaar gemaakt, maar dit werd toen geschaard onder de uitzonderingsgrond 'onevenredige benadeling' (artikel 10, tweede lid, onder g, Wob).
Bescherming van het milieu & beveiliging personen en bedrijven en voorkomen van sabotage (artikel 5.1, tweede lid, onder g en h, Woo)
In de Woo worden de uitzonderingsgronden 'bescherming van het milieu waarop informatie betrekking heeft (artikel 5.1 lid 2 onder g, Woo)' en 'beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage (artikel 5.1 lid 2 onder h, Woo)' veralgemeniseerd. Deze gelden niet – zoals onder de Wob – alleen voor milieu-informatie, maar voor alle soorten informatie.
Conclusie
Hoewel veel uitzonderingsgronden inhoudelijk hetzelfde blijven, zullen bestuursorganen vanaf nu goed moeten kijken welke uitzonderingsgronden van de Woo (nog steeds) passend zijn voor het eventueel weigeren van informatie. Wij verwachten dat vooral de uitzonderingsgronden van de onevenredige benadeling en de persoonlijke beleidsopvattingen veranderingen teweeg zullen brengen in hoe kan worden omgegaan met een verzoek.
Heeft u vragen over de Woo? Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten. Wij zijn u graag van dienst.
Dit is een Legal Update van Merel Holtkamp.