Resultaatsgericht indiceren onder de Wmo 2015 op ‘losse schroeven’

25-10-2018

De Centrale Raad van Beroep (hierna: ‘CRvB’) heeft zich in zijn uitspraak van 8 oktober jl. uitgelaten over de vraag of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen (hierna: ‘het college’) een individuele beschikking voldoende heeft geobjectiveerd en geconcretiseerd door resultaatgericht te indiceren. Deze uitspraak heeft verstrekkende gevolgen voor de rechtspraktijk. De feiten en omstandigheden die in deze uitspraak centraal staan zijn de volgende.

In de gemeente Steenbergen wordt de huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015 sinds 2015 niet meer toegekend in uren, maar in een te behalen resultaat. Zo ook in de onderhavige zaak. Het college heeft op 15 februari 2017 een maatwerkvoorziening verstrekt aan betrokkene, waarmee hij huishoudelijke ondersteuning kon ontvangen. De hulp was gericht op het behalen van een bepaald resultaat (onder meer een schoon en leefbaar huis) en werd niet toegekend in tijdseenheden.

Wat onder een schoon en leefbaar huis moest worden verstaan was uitgewerkt in de Wmo-beleidsregel van de gemeente. Hierin staat bepaald dat “Onder een schoon en leefbaar huis wordt verstaan dat de woning schoon moet zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen. Iedereen die in de woning woont, moet gebruik kunnen maken van een schone huiskamer, een schoon slaapvertrek, schoon beddengoed, een schone keuken, een schone douche, toilet en gang. Leefbaar staat ook voor opgeruimd en functioneel”. De vaststelling van de concrete omvang van de huishoudelijke ondersteuning in een individueel geval wordt op grond van de beleidsregel aan de (gecontracteerde) zorgverlener overgelaten. In het onderhavige geval volgt uit het bestreden besluit en/of de beleidsregel niet op hoeveel uren huishoudelijke hulp betrokkene recht heeft.

De CRvB oordeelde in mei 2016 reeds in een aantal zaken dat de toekenning van huishoudelijke hulp in resultaatgebieden, bijvoorbeeld dat een betrokkene recht heeft op een schoon en leefbaar huis, niet willekeurig mag zijn en dat het beleid moet berusten op objectieve criteria en deugdelijk onderzoek (zie ook onze Legal Update van 24 mei 2016).

Naar aanleiding van de uitspraken van mei 2016 hebben veel gemeenten hun beleid aangepast en een aantal gemeenten hebben daarbij vastgehouden aan het resultaatgericht indiceren. De rechtspraak heeft zich vervolgens verder ontwikkeld en uit bijvoorbeeld de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 9 februari 2018 volgt dat resultaat gericht indiceren, zonder dat de huishoudelijke hulp in tijdshuiden wordt geconcretiseerd, onder omstandigheden wel degelijk is toegestaan (zie ook onze Legal Update van 6 maart 2018). In de onderhavige uitspraak van de CRvB wordt dit uitgangspunt genuanceerd.

De CRvB oordeelt in de onderhavige uitspraak dat de maatstaven, zoals opgenomen in de beleidsregel, niet zijn gebaseerd op een deugdelijk onderzoek. De CRvB oordeelt: “Deze regels mogen echter niet willekeurig zijn en dienen, gelet op de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb, op objectieve criteria, steunend op deugdelijk onderzoek, te berusten. In die uitspraken is ook geoordeeld dat overleg met gecontracteerde zorgaanbieders en cliëntenraden niet toereikend is. Nu niet is gebleken dat de in de Beleidsregels genoemde maatstaven voor een schoon en leefbaar huis op zodanig onderzoek berusten, bestaat geen inzicht in de vraag welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden, met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden en met name hoeveel tijd nodig is om de activiteiten te verrichten om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning”.

De CRvB komt gezien het voorgaande tot het oordeel dat de bestreden besluitvorming onvoldoende is geconcretiseerd en dat het bestreden besluit derhalve voor vernietiging in aanmerking komt. De CRvB voorziet in de onderhavige zaak zelf in de zaak onder verwijzing naar het CIZ Protocol Huishoudelijke Verzorging, waarin indicaties op basis van uren in plaats van resultaten zijn opgenomen.

Voor de rechtspraktijk is van belang dat uit de besproken uitspraak volgt dat gemeenten die op grond van hun beleid resultaatgericht indiceren, in hun beleid en/of in het besluit ook tijdseenheden moeten opnemen. Deze tijdseenheden moeten zijn gebaseerd op deugdelijk onderzoek.

Dit is een Legal Update van Wouter Koelewijn en Bastiaan Wallage.

Download als pdf

Specialist(en)