Kan een bedrijf toezichthouders de toegang weigeren vanwege het coronavirus
25-03-2020
Bedrijven krijgen regelmatig te maken met toezichthouders. Toezichthouders hebben verschillende bevoegdheden en zijn op grond van artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevoegd elke plaats zonder toestemming van de rechthebbende te bezoeken (met uitzondering van woningen). Daarnaast zijn toezichthouders onder andere bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden en mogen zij kopieën maken van die stukken. Een ieder, waaronder bedrijven, moet alle medewerking verlenen aan toezichthouders die zij redelijkerwijs nodig kunnen hebben bij het uitoefenen van hun bevoegdheden. De wettelijke grondslag van deze medewerkingsplicht is opgenomen in artikel 5:20 Awb. Als het bestuursrechtelijke toezicht overgaat in een strafvervolging of een bestuurlijke boete, geldt overigens het zwijgrecht en hoeft niet te worden meegewerkt.
Vanwege de coronacrisis kiezen sommige toezichthouders ervoor om (vaker dan gebruikelijk) van tevoren met het te inspecteren bedrijf te bellen en overleg te plegen over een bezoek. Andere toezichthouders, zoals de Inspectie van het Onderwijs, kiezen ervoor de inspecties voor een bepaalde periode op te schorten. Maar wat als de toezichthouder toch wil langskomen? Mag een bedrijf een bezoek van de toezichthouder weigeren, omdat het een bezoek onveilig acht vanwege de verspreidingskans van het coronavirus?
Er bestaat geen wettelijke grondslag om een bezoek van de toezichthouder ten tijde van crises te weigeren. Het opzettelijk niet meewerken is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. Bestuursrechtelijk kan ook worden opgetreden tegen het niet meewerken als hierin is voorzien in bijzondere wetgeving, zoals bij toezicht in het kader van strijdig gebruik van het bestemmingsplan (artikel 5.14 Wabo) of toezicht op de naleving van een drank- en horecavergunning (artikel 44 Drank- en Horecawet). Er is overigens een wetsvoorstel aanhangig om publiekrechtelijk optreden in algemene zin te regelen in de Awb, via een aanvulling van artikel 5:20 Awb.
Als een bedrijf besluit opzettelijk niet mee te werken met een toezichthouder om verspreiding van het coronavirus te voorkomen en de toezichthouder dit strafrechtelijk of bestuursrechtelijk sanctioneert, zal vervolgens bij de straf- of bestuursrechter ter discussie komen te staan of de medewerking terecht is geweigerd en of de sanctie daarmee niet had mogen worden opgelegd. Een goede motivering van de weigering is daarbij cruciaal. Het hoeft wellicht niet op een dergelijke confrontatie uit te lopen, gelet op het volgende.
De medewerkingsplicht is geen resultaatsverplichting maar een inspanningsverplichting. De beantwoording van de vraag of is voldaan aan de vordering op grond van artikel 5:20 Awb, moet blijkens jurisprudentie worden beantwoord aan de hand van feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan ná die vordering. Wij kunnen ons gelet hierop voorstellen dat een bedrijf de toezichthouder verzoekt om buiten het bedrijfspand te wachten ter voorkoming van verspreiding van het coronavirus, maar – afhankelijk van het verzoek – wel aanbiedt om zelf de gevraagde informatie te halen en te leveren. Om er zeker van te zijn dat daarbij geen informatie wordt vergeten of verdwijnt, zou een en ander live in beeld kunnen worden gebracht voor de toezichthouder, bijvoorbeeld door middel van een mobiele telefoon.
Wij raden u dan ook aan in overleg te treden met de toezichthouder en samen te bezien of er oplossingen mogelijk zijn om zo goed mogelijk te voldoen aan het verzoek om medewerking én de gezondheid te waarborgen.
Dit is een Legal Update van Mathilde van Velzen-de Boer en Merel Holtkamp.