Hoogste bestuursrechters ontwikkelen toetsingskader voor de inzet van medisch deskundigen in het bestuursrecht

03-07-2017

Op 30 juni 2017 hebben de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) en de Centrale Raad van Beroep (hierna: ‘CRvB’) een uitspraak gedaan, waarin zij een toetsingskader hebben ontwikkeld voor zaken waarin een bestuursorgaan zich beroept op een advies van een (eigen) medisch deskundige.

In diverse zaken in het bestuursrecht wordt door bestuursorganen gebruik gemaakt van een medisch deskundige. In de zaak waarover de Afdeling op 30 juni 2017 uitspraak deed ging het om de vraag of de uitzetting van een vreemdeling diende te worden opgeschort, vanwege zijn medische situatie. De staatssecretaris heeft, nadat hij advies had ingewonnen bij het Bureau Medische Advisering van de IND, geoordeeld dat dit niet nodig was. In de zaak die voorlag bij de CRvB ging het om een geschil over een uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: ‘UWV’), waarbij het UWV, op grond van medisch rapporten opgesteld door haar verzekeringsartsen, van oordeel was dat appellant niet in aanmerking kwam voor een uitkering.

In de hiervoor genoemde uitspraken deed de appellant een beroep op het arrest ‘Korošec’ van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: ‘EHRM’) van 8 oktober 2015. In dit arrest oordeelde het EHRM dat bij de waardering van een medisch advies c.q. rapport het bepalend is of er naar objectieve maatstaven aanleiding is om aan de onpartijdigheid van de deskundigen te twijfelen en of het beginsel van ‘Equality of Arms’ de rechter verplicht tot benoeming van een onafhankelijk medische deskundige.

In de uitspraken beschrijven de Afdeling en de CRvB, in het licht van het arrest Korošec, hoe de bestuursrechter moet omgaan met zaken waarbij een bestuursorgaan zich beroept op een advies van een medisch deskundige. Het gaat om een beoordeling in drie stappen. 1. De bestuursrechter moet allereerst nagaan of het advies zorgvuldig is opgesteld en inzichtelijk is en of het bestuursorgaan derhalve van het advies heeft mogen uitgaan. 2. Vervolgens moet er equality of arms – evenwicht – bestaan tussen appellant en het bestuursorgaan als het gaat over het aandragen van medisch bewijsmateriaal. Als dit evenwicht er niet is, doordat het bewijs van appellant bijvoorbeeld niet is meegenomen bij de beoordeling van het bestuursorgaan, dient de bestuursrechter dit evenwicht te herstellen. In dat geval zal bijvoorbeeld een onafhankelijke deskundige door de bestuursrechter dienen te worden benoemd. 3. Ten derde dient de bestuursrechter het medisch rapport inhoudelijk te beoordelen en dient hij, indien hij geen onafhankelijke deskundige benoemt, duidelijk toe te lichten waarom hij zich in staat acht om zonder een dergelijke onafhankelijke deskundige tot een oordeel te komen.

De decentralisaties binnen het sociaal domein hebben ervoor gezorgd dat ook gemeenten steeds vaker besluiten nemen op grond van een medisch rapport opgesteld door een (externe) medisch deskundige. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een (verlenings)beschikking op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015. Ook in deze gevallen zou de bestuursrechter het ontwikkelde toetsingskader kunnen gaan toepassen. In dat kader is van belang dat ook gemeenten oog houden voor de zorgvuldige totstandkoming en de inzichtelijkheid van de medische rapporten die ten grondslag liggen aan beschikkingen die zijn genomen op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

Dit is een Legal Update van Wouter Koelewijn en Bastiaan Wallage.

Download als pdf

Specialist(en)