Hoge Raad: Ondernemerschap weegt volledig mee in kwalificatie (arbeids)overeenkomst
21-02-2025
Vandaag heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de prejudiciële vragen in de Uber-zaak. In deze zaak stelt FNV, kort gezegd, dat de Uberchauffeurs werknemers zijn van Uber en daarom op hen de Taxi CAO toegepast moet worden. Uber, en enkele chauffeurs die meedoen aan de procedure, zijn van mening dat de chauffeurs geen werknemers zijn, maar zelfstandig ondernemers.
De beoordeling of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst gezien moet worden ('de kwalificatie'), dient uitgevoerd te worden aan de hand van alle omstandigheden van het geval. In het Deliveroo-arrest heeft de Hoge Raad hiervoor 9 gezichtspunten aangereikt. Eén van deze gezichtspunten is de vraag of de werker zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt.
Het hof Amsterdam heeft in de Uber zaak prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad, om te verhelderen welke rol het ondernemerschap moet spelen in de kwalificatie. Het hof vroeg zich bijvoorbeeld af of het ondernemerschap een doorslaggevende factor is en of het mogelijk is dat hetzelfde werk, bij dezelfde opdrachtgever, bij de ene werker zou resulteren in een arbeidsovereenkomst, terwijl dezelfde overeenkomst bij de andere werker een opdrachtovereenkomst zou zijn, omdat deze laatste zich als ondernemer gedraagt.
Tot slot heeft het hof de Hoge Raad gevraagd of het in deze beoordeling moet gaan om 'intern ondernemerschap', binnen de werkrelatie, of dat ook aspecten buiten de werkrelatie van belang zijn ('extern ondernemerschap').
Ondernemerschap weegt volledig mee
De Hoge Raad brengt geen rangorde aan tussen de negen gezichtspunten uit Deliveroo en oordeelt dat ondernemerschap niet minder belangrijk is dan de andere gezichtspunten. Dit betekent dat het ondernemerschap beslissend kan zijn voor de kwalificatie. Het kan zo zijn dat de arbeidsrelatie ten aanzien van hetzelfde werk, verricht voor dezelfde opdrachtgever, voor een werkende 'met ondernemerschap’ geen arbeidsovereenkomst is en voor een werkende 'zonder ondernemerschap’ wel.
Het ondernemerschap heeft betrekking op de algemene (ondernemers)situatie van de werkende en kan ook zien op omstandigheden die zijn gelegen buiten de specifieke verhouding tussen de werkende en zijn opdrachtgever, aldus de Hoge Raad. Extern ondernemerschap is dus ook van belang (zoals bijvoorbeeld acquisitie, het doen van investeringen en het hebben van meerdere opdrachtgevers).
De Hoge Raad wijst erop dat de wetgever bezig is met nieuwe wetgeving op dit terrein en ziet kennelijk om die reden 'ook thans geen aanleiding' een rangorde in de criteria aan te brengen. In het Deliveroo-arrest uit 2023 wees de Hoge Raad ook al naar de wetgever en zag hij af van rechtsontwikkeling.
In het conceptwetsvoorstel VBAR, waarover wij u eerder al informeerden, brengt de wetgever wel een zekere rangorde aan. In het conceptwetsvoorstel wordt er pas naar extern ondernemerschap gekeken als de afspraken binnen de werkrelatie niet al uitwijzen of er sprake is van zelfstandigheid of werknemerschap.
Uit de beslissing van de Hoge Raad van vandaag blijkt dat het naar de huidige stand van het recht te vroeg is voor een dergelijke rangorde. De kans dat een zzp-er als werknemer kwalificeert is dus kleiner indien de zzp-er zich buiten de relatie met de opdrachtgever duidelijk als ondernemer manifesteert.
Heeft u vragen over de kwalificatie van (arbeids/opdracht)overeenkomsten? Neem contact op met één van onze specialisten van het team Arbeid & Pensioen.
Dit is een Legal Update van Nino Solisa.