Extern salderen met veehouderijen en verleasen op Rijksniveau mogelijk

28-10-2020

Wij schreven in een eerdere Legal Update al dat extern salderen met veehouderijen mogelijk wordt op provinciaal niveau, doordat provincies hun Provinciale Beleidsregels intern en extern salderen hierop aanpassen. Extern salderen (met veehouderijen) is nu ook mogelijk als de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het bevoegd gezag is voor vergunningverlening in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Dit blijkt uit de Beleidsregel extern salderen die minister Schouten op 15 oktober jl. publiceerde. Naast extern salderen met veehouderijen is ook verleasen van stikstofdepositie mogelijk geworden. 

Het positieve effect van extern salderen of verleasen kan onder voorwaarden als mitigerende maatregel in de passende beoordeling worden betrokken. Op die manier zou vergunningverlening voor een nieuwe activiteit vergemakkelijkt moeten worden. 

In deze Legal Update bespreken wij de inhoud van de beleidsregel van de minister.

Wat is extern salderen en verleasen? 

Extern salderen is het inperken of intrekken van een toestemmingsbesluit voor een project (op verzoek van de saldogever), waardoor de veroorzaakte stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden van soorten in een Natura 2000-gebied afneemt. Dit moet gebeuren ten gunste van een project op een andere locatie dat stikstofdepositie veroorzaakt op dezelfde stikstofgevoelige natuur in een Natura 2000-gebied. Onder aan de streep wordt dus geen extra stikstofdepositie veroorzaakt. 

Bij verleasen wordt een toestemmingsbesluit voor een project (op verzoek van de verleaser) tijdelijk ingeperkt, waardoor de stikstofdepositie afneemt. Die afname kan weer worden ingezet voor een ander, tijdelijk project (maximaal 2 jaar) op een andere locatie dat stikstofdepositie veroorzaakt op dezelfde stikstofgevoelige natuur in een Natura 2000-gebied. Ook hier komt er de facto dus geen extra stikstofdepositie bij. 

Er gelden verschillende voorwaarden voor toepassing van extern salderen of verleasen maar één van de meest in het oog springende is dat 30% van de emissieruimte die beschikbaar komt, wordt afgeroomd ten gunste van natuurherstel. Bij verleasen komt die afgeroomde ruimte overigens wel weer beschikbaar voor de verleaser als de geldigheidsduur van de nieuwe vergunning is verlopen. 

Eisen aan extern salderen en verleasen 

Voor extern salderen en verleasen geldt op grond van de beleidsregel en de jurisprudentie het volgende: 

  1. Extern salderen of verleasen kan uitsluitend met de toegestane en feitelijk gerealiseerde capaciteit van de saldogever plaatsvinden. Dit houdt in dat de saldogever moet beschikken over
    een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, lid 2, Wnbof een toestemming in de zin van artikel 9.4, lid 8, Wnb; 
    een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 2.2aa, onder a, van het Besluit omgevingsrecht, waarvoor een verklaring van geen bedenkingen is verleend als bedoeld in artikel 6.10a Besluit omgevingsrecht; of; 
    een toestemming voor het betrokken project, verleend vóórdat artikel 6, lid 3, van de Habitatrichtlijn is gaan gelden voor het betrokken gebied, eventueel nadien publiekrechtelijk ingeperkt. 
     
  2. Als referentiesituatie voor extern salderen of het verleasen van stikstofruimte geldt het moment van indienen van de aanvraag. Er wordt uitgegaan van de op het moment van de aanvraag volledig legaal gerealiseerde installaties, gebouwen, infrastructuur of overige voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de activiteit. Het is niet bepalend of vee nog aanwezig is op het moment van de aanvraag. 
     
  3. Er moet een directe samenhang bestaan tussen de ruimte in de toestemming van de saldogever en die van de saldo-ontvanger, om te voorkomen dat een nieuwe activiteit al wordt gestart voordat de oude activiteit is gestaakt en er zodoende toch extra stikstofdepositie ontstaat. Deze samenhang kan blijken uit het intrekkingsbesluit van de saldogever of uit een overeenkomst tussen saldogever en saldo-ontvanger die leidt tot een beperking van de toegestane stikstofemissie. 
     
  4. Het verleasen van stikstofruimte kan voor de duur van 2 jaren. In bijzondere gevallen kan voor een langere tijd een vergunning worden verleend of kan de termijn van 2 jaar worden verlengd. 
     
  5. Zowel bij verleasen als extern salderen geldt een generiek afromingspercentage van 30%, dat ten bate komt van de natuur. De overige 70% van de stikstofruimte mag worden ingezet voor de saldo-ontvangende activiteit. De afroming blijft achterwege wanneer sprake is van een bedrijfsverplaatsing die noodzakelijk is om de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied te realiseren. Bij verleasen is de afroming zoals gezegd overigens tijdelijk. De afgeroomde emissieruimte komt na verloop van de geldigheidsduur van de vergunning van de saldo-ontvanger weer beschikbaar voor de activiteit van de verleaser. 
     
  6. Extern salderen wordt door de rechter beschouwd als een mitigerende ofwel beschermingsmaatregel. Dat betekent dat de positieve effecten van extern salderen of verleasen in een passende beoordeling kunnen worden betrokken. Dat kan overigens alleen in de passende beoordeling zelf. Bij de voortoets waarin de beoordeling plaatsvindt of sprake kan zijn van significante gevolgen voor de betrokken Natura 2000-waarden, kan extern salderen dus niet worden meegenomen.

Ook bij het vaststellen van kavelbesluiten in het kader van de Wet windenergie op zee, waarbij gebruik wordt gemaakt van extern salderen of verleasen van stikstofruimte, gelden voornoemde voorwaarden. Voor de kavelbesluiten geldt geen Wnb-vergunningplicht, maar moet wel een passende beoordeling worden opgesteld in het geval dat significante gevolgen zich kunnen voordoen.

De beleidsregel is op 16 oktober jl. in werking getreden. 

Dit is een Legal Update van Mathilde van Velzen-de Boer en Emily den Boer (juridisch medewerker).

Download als pdf

Specialist(en)