Einde bonusplafond in zicht voor deel financiële sector?
08-03-2018
Het Financieele Dagblad heeft deze week meerdere malen aandacht besteed aan de beloningsregels uit de Wft. Zo kopte de krant afgelopen maandag “Einde bonusplafond in zicht voor deel financiële sector”. Nog voordat de evaluatie Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (“Wbfo”) überhaupt is gepubliceerd, is er al veel te doen om deze wetgeving. En dat is eigenlijk niets nieuws onder de zon (zie ook onze eerdere Legal Update over de eerste bevindingen van de Wbfo).
De aanleiding voor deze berichtgeving in het Financieele Dagblad is de discussie in de Tweede Kamer omtrent het al dan niet wijzigen van de Wbfo. Deze discussie is te herleiden naar een beleidswijziging van DNB, welke heeft plaatsgevonden naar aanleiding van Europese druk. De wijziging houdt kort gezegd in dat de uitzondering voor ‘plaatselijke ondernemingen’ op het toepassingsbereik van de Capital Requirements Regulation (“CRR”) strikter zal worden uitgelegd. Door striktere uitleg van het begrip “plaatselijke onderneming” vallen handelaren voor eigen rekening niet langer onder de uitzondering en komen zij aldus onder het toepassingsbereik van CRR.
Naast toepasselijkheid van de CRR, brengt de striktere toepassing van het begrip ‘plaatselijke onderneming’ nog een verandering met zich mee. In de Wbfo is namelijk een uitzondering opgenomen ter zake van het bonusplafond voor ‘beleggingsondernemingen die uitsluitend voor eigen rekening handelen met eigen middelen en kapitaal, geen externe cliënten hebben en plaatselijke onderneming zijn’. Door de striktere uitleg van het begrip ‘plaatselijke onderneming’ zal ook de uitzondering met betrekking tot het bonusplafond komen te vervallen voor een groep handelaren voor eigen rekening. Overigens heeft DNB in een brief aan desbetreffende handelaren laten weten dat de AFM de naleving van het bonusplafond voor deze groep niet zal handhaven tot en met 31 december 2019.
De Minister van Financiën heeft naar aanleiding van de hiervoor bedoelde beleidswijziging van DNB een brief geschreven aan de Tweede Kamer waarin een wetswijziging van de Wft wordt aangekondigd. Met deze wetswijziging beoogt de Minister van Financiën dat de handelaren voor eigen rekening waarvan de bedoeling van de wetgever was om ze uit te zonderen van het bonusplafond, uitgezonderd kunnen blijven.
Naar aanleiding van de brief van de Minister van Financiën zijn er twee moties ingediend. De motie van het lid Nijboer c.s. verzoekt de regering af te zien van het voornemen om de bonuswet te versoepelen en de motie van het lid Weyenberg c.s. verzoekt de regering af te zien van onomkeerbare stappen, inclusief andere prudentiële en beloningsregels voor handelaren voor eigen rekening, totdat er duidelijkheid is over de Europese onderhandelingen (met betrekking tot de mogelijke invoering van een nieuw Europees kader voor prudentieel toezicht van beleggingsondernemingen, zie ook de voorstellen van de Europese Commissie (COM)2017/790 en (COM)2017/791) en de gesprekken met de AFM en DNB.
Afgelopen dinsdag heeft de Minister van Financiën gereageerd op de hierboven genoemde moties. De motie van het lid Nijboer c.s. wijst hij van de hand met als toelichting dat de voorgestelde wetswijziging uitdrukkelijk geen beleidswijziging is, maar slechts een wijziging van technische aard, namelijk het verwijderen van de woorden ‘en plaatselijke onderneming zijn’. De motie van het lid Weyenberg c.s. spreekt de Minister van Financiën niet tegen. Hoewel de Minister van Financiën van mening is dat de meest zuivere aanpak is om met een aanpassing van de wettelijke uitzondering zowel toezichthouders als de betrokken ondernemingen duidelijkheid te bieden, is hij bereid om, indien de meerderheid van de Tweede Kamer dit van hem vraagt, geen onomkeerbare stappen te zetten in afwachting van verder overleg en de Europese besluitvorming. Hij laat het oordeel over het al dan niet doorvoeren van een wetswijziging aldus over aan de Tweede Kamer.
Een einde van het bonusplafond in zicht voor een deel van de financiële sector? Nee, vooralsnog hoogstens een mogelijke wetswijziging van technische aard ofwel een ‘gedoogbeleid’ ten aanzien van een reeds bestaande uitzondering op het bonusplafond. Voor alle andere beleggingsondernemingen geldt dat eerst het vervolg van de Europese wetgevingsprocedure met betrekking tot het prudentieel toezicht van beleggingsondernemingen (welke procedure zich momenteel nog in een beginstadium bevindt) moet worden afgewacht.
Dit is een Legal Update van het team Banking & Finance.