De (uitsluiting van de) aansprakelijkheid van sportorganisaties voor letsel van deelnemers

17-12-2020

Inleiding

In een vonnis van de Rechtbank Limburg heeft de rechtbank zich uitgelaten over de zorgplicht en aansprakelijkheid van een sportorganisatie in het licht van een aansprakelijkheidsbeperking (exoneratiebeding) in de algemene voorwaarden. Aanleiding daarvoor was een val van een deelneemster tijdens een hardloopevenement met diverse obstakels (de zogenoemde ‘Cavemanrun’) op het moment waarop zij van een springtoren op een luchtkussen sprong. Bij de landing op het luchtkussen liep de deelneemster een dubbele beenbreuk op.

Standpunten partijen

De deelneemster stelt de organisatie van het sportevenement aansprakelijk voor haar schade op grond van art. 6:74 BW (toerekenbare tekortkoming), art. 6:162 BW (de onrechtmatige daad) en art. 6:173 BW (aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken). Ter onderbouwing van haar vordering stelt de deelneemster dat het luchtkussen onvoldoende met lucht was gevuld, waardoor haar val in onvoldoende mate werd opgevangen en zij met haar benen de grond kon raken. De organisatie kan daarom nalatig handelen worden verweten, aldus de deelneemster.

De sportorganisatie beroept zich onder meer op de exoneratie in de algemene voorwaarden. In deze bepaling heeft de organisatie iedere aansprakelijkheid jegens haar deelnemers uitgesloten en expliciet opgemerkt dat deelname op eigen risico geschiedt. Daarnaast meent de organisatie dat er sprake is van eigen schuld (art. 6:101 BW) aan de zijde van de deelneemster, nu zij vrijwillig heeft deelgenomen aan het evenement, waarin bewust fysieke en geestelijke uitdagingen van zeer zwaar niveau van de deelnemers werden gevraagd. De deelneemster heeft er daarbij zelf voor gekozen de betreffende sprong te maken, terwijl de sprong geen verplicht onderdeel was in het parcours.

Reikwijdte exoneratiebeding

De rechtbank gaat bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van de sportorganisatie allereerst in op de vraag of het exoneratiebeding in de algemene voorwaarden van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat de algemene voorwaarden onderdeel zijn geworden van de (deelnemers)overeenkomst en op een voldoende wijze aan de deelneemster ter beschikking zijn gesteld, en zodoende van toepassing zijn op de tussen partijen bestaande rechtsverhouding. Desondanks komt de sportorganisatie – aldus de rechtbank – geen beroep op het contractueel overeengekomen exoneratiebeding toe, indien zou komen vast te staan dat het luchtkussen onvoldoende met lucht was gevuld. In dat geval heeft de organisatie dermate nalatig gehandeld, dat de aan haar toe te rekenen fout van te ernstige aard is om de toets van art. 6:233 sub a BW (onredelijk bezwarende bedingen zijn vernietigbaar) in combinatie met art. 6:237 sub f BW (grijze lijst) te doorstaan.

Nu de deelneemster echter niet voldoende heeft bewezen dat de breuk is ontstaan doordat de grond is geraakt, noch dat het luchtkussen onvoldoende was opgepompt, wordt zij door de rechtbank in de gelegenheid gesteld de door haar gestelde toedracht nader te onderbouwen. Alhoewel de exoneratie daaraan dus niet in de weg hoeft te staan, wordt daarmee aan de aansprakelijkheid van de sportorganisatie (nog) niet toegekomen.

Eigen schuld

Vooruitlopend op de nadere bewijslevering, gaat de rechtbank bovendien in op de mogelijke ‘eigen schuld’ aan de zijde van de deelneemster (art. 6:101 BW). Bij die beoordeling betrekt de rechtbank de feiten dat (1) de deelneemster vrijwillig heeft deelgenomen aan het met risico’s omklede sportevenement, (2) dat de deelneemster – ondanks het kenbare, verhoogde risico op blessures en letsel – vrijwillig de bewuste sprong heeft gemaakt, (3) dat er een alternatieve route bestond om het obstakel heen, (4) dat een behoorlijk aantal deelnemers, ondanks de instructies, de sprong toch op onjuiste wijze uitvoerden, maar dat (5) het merendeel van de deelnemers desondanks wel veilig op het luchtkussen is geland, ondanks dat zij verkeerd sprongen. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat, indien de aansprakelijkheid van de sportorganisatie komt vast te staan, de schade van de deelneemster voor één derde deel aan haar zelf zal worden toegerekend.

Conclusie

De onderhavige uitspraak leert dat exoneraties in (deelnemers)overeenkomsten of algemene voorwaarden een sportorganisatie niet altijd zullen baten. Alhoewel het exoneratiebeding rechtsgeldig overeengekomen kan zijn tussen de organisatie en een individuele deelnemer, ontslaat dit de sportorganisatie niet om die maatregelen te treffen die in redelijkheid van haar kunnen worden verwacht om schade aan haar deelnemers bij de uitoefening van de sport te voorkomen. Een sportorganisatie kan haar zorgplicht jegens deelnemers dus niet volledig ‘wegcontracteren’ en zal in geval van een ernstige nalatigheid onverkort aansprakelijk zijn voor de gevolgen daarvan. Uiteraard dient de benadeelde partij daarvoor wel – en conform de op haar rustende stelplicht en bewijslast – de feitelijke toedracht van de schade dienen te bewijzen, en zal een eigen aandeel in de veroorzaking van de schade op de vergoedingsplicht van de sportorganisatie in mindering worden gebracht.

Dit is een Legal Update van Petra klein Gunnewiek en Kirsten Maes.

Download als pdf

Specialist(en)