Bestaande natuurvergunning hoeft niet gewijzigd te worden voor het weiden van vee

28-12-2022

Er zijn veehouderijen met een natuurvergunning voor het houden van vee in stallen maar zónder vergunning voor het weiden van dat vee. Veehouderijen die hun vee toch weiden of dat alsnog willen gaan doen, hebben daar onder omstandigheden geen (aangepaste) natuurvergunning voor nodig. Dit heeft de Afdeling geoordeeld in haar uitspraak van 21 december 2022, naar aanleiding van een handhavingsverzoek van Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (MOB) en Vereniging Leefmilieu (hierna: MOB). Hiermee wijkt de Afdeling af van haar eerdere oordeel in de PAS-uitspraak uit 2019.

Wat was er aan de hand?

MOB heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg verzocht om handhavend op te treden tegen een veehouderij, onder andere omdat de veehouder vee beweidt terwijl de natuurvergunning daar geen betrekking op heeft. MOB vindt dat het houden van vee in stallen en het weiden van vee één project is en daarom zou aanpassing van de natuurvergunning nodig zijn. De rechtbank Limburg stelde de MOB in het gelijk, waartegen het college weer in hoger beroep is gegaan bij de Afdeling.

Wat heeft de Afdeling overwogen?

De Afdeling overwoog in haar uitspraak van 12 oktober 2022 al en herhaalt hier dat het weiden van vee geen negatieve gevolgen heeft voor de natuur als de toename van stikstofuitstoot van koeien in de wei weggestreept kan worden tegen een afname van de stikstofuitstoot doordat minder stalmest wordt uitgereden. Er is dan geen sprake van een vergunningplicht en aanpassing van de natuurvergunning is dus ook niet nodig.

Als uit de beoordeling echter volgt dat significante gevolgen door het weiden van vee niet zijn uitgesloten, moet de natuurvergunning voor het houden van vee in stallen aangepast worden. Alle percelen die voor het weiden worden gebruikt moeten alsnog onderdeel gaan uitmaken van de natuurvergunning voor het houden van vee in stallen. Dat laatste was niet aan de orde in onderhavige uitspraak: significante gevolgen waren uitgesloten en dus de Afdeling verklaart het hoger beroep van het college gegrond en vernietigt de bestreden uitspraak.

Anders dan overwogen in de PAS-uitspraak

Daarmee komt de Afdeling expliciet terug op haar eerdere oordeel in rechtsoverweging 18.2 van de PAS-uitspraak. Daarin staat dat natuurvergunningen voor veehouderijen die het vee beweiden, moeten worden aangepast zodat de activiteit weiden alsnog wordt vergund. De Afdeling zegt hierover dat deze overweging uit de PAS-uitspraak moet worden gelezen in het licht van de vergunningplicht zoals die tot 1 januari 2020 gold. Die vergunningplicht geldt niet meer onverkort vanaf dat moment. Zie hierover bijvoorbeeld onze eerdere berichten (link en link).

Gevolgen voor de praktijk

Onderhavige uitspraak zorgt voor veehouders en bevoegde gezagen voor een lastenverlichting omdat bestaande natuurvergunningen niet aangepast hoeven te worden als significante gevolgen door het weiden van vee uitgesloten zijn. Tegelijkertijd kan dit gegeven voor onduidelijkheid zorgen in de praktijk, omdat nu niet direct uit de natuurvergunning is af te leiden of het weiden van vee is toegestaan.

Dit is een Legal Update van Mathilde van Velzen-de Boer en Jaike Moes

Download als pdf

Specialist(en)