Afdeling doet uitspraak over betekenis positieve weigeringen van een natuurvergunning

17-01-2024

Vandaag, 17 januari 2024, heeft de Afdeling twee uitspraken (ECLI:NL:RVS:2024:131 en ECLI:NL:RVS:2024:129) gedaan over de betekenis van de zogenoemde positieve weigering van een natuurvergunning. De uitspraken volgen op de hoger beroepen tegen de uitspraak van rechtbank Oost-Brabant van 1 december 2022 en van rechtbank Gelderland van 18 oktober 2022. Daarin verschilden de rechtbanken onderling van mening over de betekenis en gevolgen van een positieve weigering. 

Positieve weigering

Wat is de positieve weigering ook alweer? Per 1 januari 2020 geldt alleen nog een vergunningplicht voor projecten die significante gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Intern salderen leidt niet tot een toename van stikstofdepositie en dus zijn significante effecten uitsloten. Er geldt dan geen vergunningplicht, zie ook mijn annotatie bij ABRvS 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:71 in TBR 2021/34. Als een initiatiefnemer in zo'n situatie toch om een vergunning vraagt, krijgt hij bericht dat er geen vergunning nodig is en dat de aanvraag wordt geweigerd, de zogenoemde 'positieve weigering'. Het vervallen van de vergunningplicht heeft gevolgen voor ondernemers, derden en de natuur kan tot meer rechtsonzekerheid leiden.

Opvattingen rechtbanken

Gelderland

Volgens de rechtbank Gelderland geeft een positieve weigering dezelfde rechten als een Wnb-vergunning, omdat een positieve weigering in rechte kan worden aangevochten en dit besluit in rechte kan komen vast te staan. Een vergunning verleent niet meer of andere rechten dan een positieve weigering en daarom heeft vergunninghouder geen feitelijk belang bij behandeling van zijn beroep, aldus de rechtbank. De rechtbank heeft dat beroep tegen de positieve weigering daarom niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Ook ontbreekt volgens de rechtbank procesbelang omdat met het instellen van beroep tegen een positieve weigering, niet kan worden bereikt dat alsnog een vergunning wordt verleend. Daar staat het systeem van de wet immers aan in de weg. 

Oost-Brabant

De rechtbank Oost-Brabant deelt de mening van rechtbank Gelderland niet. De vergunninghouder wilde in deze procedure evenmin een positieve weigering maar wel een vergunning. Hij is ook tegen de positieve weigering in beroep gegaan. Volgens de rechtbank Oost-Brabant kan een positief weigeringsbesluit juist niet gelijkgesteld worden met een natuurvergunning en bestaan er belangrijke verschillen. Het punt blijft echter dat er volgens de wet geen natuurvergunning kan worden verleend voor een activiteit die niet vergunningplichtig is, zodat het beroep ongegrond is verklaard.

Tegen beide uitspraken is hoger beroep ingesteld.

Oordeel Afdeling

De Afdeling is het niet eens met het oordeel van rechtbank Gelderland en vernietigt de uitspraak, voor zover het beroep van appellant niet-ontvankelijk is verklaard. Een positieve weigering is immers een appellabel besluit. Daartegen staan rechtsmiddelen open en kan beroep worden ingesteld. In dat beroep kan aan de orde komen of in het concrete geval artikel 2.7 Wnb van toepassing is en ruimte biedt voor vergunningverlening. Er bestaat dus wel degelijk procesbelang en het beroep is door de rechtbank Gelderland ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Voor appellant leidt dat inhoudelijk echter tot niets. Er kan geen natuurvergunning worden verleend voor een activiteit die niet vergunningplichtig is. Dat is het geval bij intern salderen, waarin significante gevolgen op voorhand zijn uitgesloten. De Afdeling verklaart het beroep daarom alsnog ongegrond.

De Afdeling volgt wel het oordeel van de rechtbank Oost-Brabant en laat dat in stand. Ook hier houdt appellant dus een positieve weigering over, met alle onzekerheid van dien.

Dit is een Legal Update van Mathilde van Velzen-de Boer.

Download als pdf

Specialist(en)