Toezicht door de rechter op het bestuur van een stichting
23-01-2021
In Jurisprudentie Onderneming & Recht (JOR) 2021/4, schreef Martijn van Steensel een noot onder de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 18 augustus 2020. In deze zaak hadden de appellanten een onbetaalde vordering op een buitenlandse entiteit waarvan de aandelen indirect worden gehouden door een Nederlandse stichting (STAK). De appellanten hopen door middel van een verzoek tot ontslag van de (trust)bestuurder van de STAK meer informatie te vergaren en via de benoeming van een nieuwe bestuurder uiteindelijk toch betaling te bewerkstelligen. In de uitspraak staat de vraag centraal of appellanten kwalificeren als belanghebbenden in de zin van art. 2:298 lid 1 BW, waarin de mogelijkheid tot ontslag van stichtingsbestuurders is vastgelegd. Daarbij speelt de eerder in de rechtspraak gecreƫerde "twee-kringenleer" wederom een belangrijke rol. De relatie tussen de STAK en de niet-presterende schuldenaar is daarbij doorslaggevend.
In deze noot gaat Martijn ook in op de impact van de invoering van de Wet bestuur & toezicht rechtspersonen op 1 juli 2021.