Afbreken van onderhandelingen (monografie)
23-05-2005
Wie een overeenkomst heeft gesloten, zal rekening moeten houden met de belangen van de contractspartner. Wie over de totstandkoming van een overeenkomst onderhandelt, mag echter evenmin de belangen van de onderhandelingspartner uit het oog verliezen en zal zijn handelwijze mede door die belangen moeten laten leiden. Onder omstandigheden dient zelfs het fundamentele beginsel van de contractvrijheid – dat onder meer inhoudt dat men in beginsel de vrijheid heeft om onderhandelingen te beginnen en deze ook op ieder moment weer te staken – te wijken voor het gerechtvaardigde belang van de onderhandelingspartner dat getracht wordt om de onderhandelingen tot een goed einde te brengen, uiteindelijk resulterend in een verplichting om de onderhandelingen voort te zetten. In de kern gaat dit boek daarmee over het spanningsveld tussen enerzijds het streven naar een zo goed mogelijk onderhandelingsresultaat voor jezelf en anderzijds de verplichting om, ook in de precontractuele fase, rekening te houden met de gerechtvaardige belangen van de onderhandelingspartner.
Aan de hand van de jurisprudentie wordt de rechtsontwikkeling beschreven die dit leerstuk sinds de arresten Baris-Riesenkamp en Plas-Valburg heeft doorgemaakt en wordt op een praktische wijze invulling gegeven aan het theoretische kader waarin dit leerstuk moet worden geplaatst. Daarmee beoogt deze monografie de (praktijk)jurist handvatten te geven om vast te stellen in welk stadium onderhandelingen zich bevinden en wat de daarmee samenhangende rechtsgevolgen voor de onderhandelingspartners zijn. In hoofdstuk 8 wordt tot slot een aantal processuele en internationaal-privaatrechtelijke aspecten beschreven die samenhangen met dit leerstuk.
Citeerwijze: M.R. Ruygvoorn, Afbreken van onderhandelingen (Monografieën Privaatrecht deel 5), Deventer: Kluwer 2005.