Zuid-Holland mocht de deur dichtdoen voor Decathlons in Schiedam en Den Haag

02-11-2020

Op 28 oktober 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: 'Afdeling') een interessante uitspraak gedaan over de weigering van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: 'GS') om ontheffing te verlenen van de provinciale omgevingsverordening voor de komst van twee Decathlonvestigingen in Schiedam en Den Haag. De uitspraak past in de stroom van jurisprudentie in de afgelopen twee jaar over brancheringsregelingen en de Europese Dienstenrichtlijn. 

De ontheffing van GS was nodig omdat de provinciale omgevingsverordening nieuwe detailhandel buiten bestaande winkelconcentraties verbiedt, waarbij alleen een uitzondering wordt gemaakt voor – kort gezegd – detailhandel in volumineuze goederen (een brancheringsregeling).

Het was overigens niet de eerste keer dat de gemeenten Schiedam, Den Haag en Decathlon zich tot de Afdeling hadden gewend. In een eerdere Legal Update besprak ik de vorige ronde van dit conflict. In 2019 overwoog de Afdeling in dit kader dat de brancheringsregel in de provinciale omgevingsverordening in het algemeen aan de evenredigheidstoets uit de Europese Dienstenrichtlijn voldoet. 

Kernvraag in de uitspraak van 28 oktober 2020 is nu of het weigeren van de ontheffingen "een zinvolle bijdrage" levert aan de doelstellingen van het ruimtelijk detailhandelsbeleid. Vervolgens accepteert de Afdeling de motivering van GS die met name op twee argumenten steunt:

  • Het is aannemelijk dat de komst van twee nieuwe Decathlons een "merkbare invloed" zal hebben op de leegstand en leefbaarheid van de betrokken centra. Voor deze merkbare invloed is vervolgens voor de Afdeling voldoende dat in opdracht van GS is berekend dat een omzetdaling (van 7,5% tot 12,5%) in de centra eerder regel dan uitzondering zal zijn en dat dit (waarschijnlijk) tot verdringing en tot het verdwijnen van winkels in het centrum zal zorgen. Bepalend is daarbij niet de aanvaardbaarheid van de effecten, maar de absolute en relatieve omvang ervan.
  • Bovendien mocht GS aan de weigering ten grondslag leggen dat het vreesde voor ongewenste precedentwerking: als nu toestemming wordt gegeven voor vestigingen van Decathlon kunnen in de toekomst vergelijkbare initiatieven niet meer geweigerd worden.

De uitspraak geeft weer een voorbeeld hoe een bestuursorgaan bij de toepassing van een brancheringsregeling kan aantonen dat een maatregel een zinvolle bijdrage levert aan het detailhandelsbeleid: een 'merkbare invloed' is bovendien voldoende. Daarnaast maakt de uitspraak nog maar eens duidelijk dat de Dienstenrichtlijn niets hoeft af te doen aan de mogelijkheden van provincies om detailhandelsbeleid in gemeenten te sturen.

Tot slot, ondanks alle stappen die de afgelopen jaren zijn gezet om procedures in het (ruimtelijk) bestuursrecht te versnellen, blijkt uit deze uitspraak dat ondernemers soms heel lang moeten wachten op een definitief gerechtelijk oordeel. Voor de vestiging van de Decathlon zijn de eerste verzoeken om ontheffing in 2014 gedaan, zes jaar (!) later is er nu deze uitspraak van de Afdeling.

Dit is een Legal Update van Merel Holtkamp.

Download als pdf

Specialist(en)