Wetsvoorstel affectieschade aangenomen door Tweede Kamer

11-05-2017

Op dinsdag 9 mei 2017 is het wetsvoorstel dat in de wandelgangen bekend staat als het “wetsvoorstel affectieschade”[1] met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel beoogt de positie van naasten van personen, die ernstig letsel hebben opgelopen of overleden zijn door toedoen van een ander, te verbeteren. De wijze waarop deze verbetering zal worden bewerkstelligd, is tweeledig.

Ten eerste wordt, als het voorstel tot wet wordt aangenomen, een wettelijke grondslag gecreëerd voor de vergoeding van affectieschade in het Burgerlijk Wetboek. Het gaat in beginsel om de vergoeding van affectieschade van de partner, ouders en kinderen van het slachtoffer. Door de aangenomen motie van Groothuizen (D66) en Van Nispen (SP) zullen ook stiefouders en stiefkinderen aanspraak kunnen maken op deze vergoeding.

In de tweede plaats maakt het voorstel het mogelijk dat deze naasten zich kunnen voegen als benadeelde partij in het strafproces voor de vergoeding van affectieschade en voor kosten die zij ten behoeve van het slachtoffer hebben gemaakt.

Bij algemene maatregel van bestuur zullen bedragen worden vastgesteld die kunnen worden toegekend. In de Memorie van Toelichting (MvT) bij het wetsvoorstel heeft de Minister het voornemen geuit om de bedragen conform de daarin opgenomen tabel vast te stellen. De bedragen liggen tussen de € 12.500,- voor bijvoorbeeld een niet-thuiswonende meerderjarig kind bij ernstig letsel en € 20.000,- voor de meeste nabestaande bij overlijden.

Ernstig en blijvend letsel

Bij de bespreking in de Tweede Kamer werd door verschillende partijen een aantal zorgen geuit tegenover de Minister. De voornaamste bezwaren en zorgen hadden betrekking op het feit dat “ernstig en blijvend letsel”, een van de vereisten voor het kunnen toekennen van affectieschade, een moeilijk te definiëren begrip is. Dit zal met name het geval zijn wanneer de beoordeling daarvan plaatsvindt door een strafrechter. 

In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel is destijds door de Minister al opgemerkt dat aangenomen kan worden dat bij een blijvende functiestoornis van 70% of meer kan worden aangenomen dat sprake is van ernstig en blijvend letsel. Tijdens de mondelinge behandeling werd de vrees uitgesproken dat strafrechters bij gecompliceerde zaken te snel zullen oordelen dat sprake is van een onevenredige belasting van het strafproces en de claim niet-ontvankelijk zullen verklaren. Nabestaanden en naasten zijn dan alsnog aangewezen op een procedure bij de civiele rechter.

De Minister heeft erkend dat in ieder geval bij psychisch letsel de beoordeling veelal door een deskundige zal moeten plaatsvinden en dat ook andere gecompliceerde procedures mogelijk doorverwezen zullen worden naar de civiele rechter. 

Onze verwachting is dan ook dat vooralsnog veelal enkel de evidente vorderingen van naasten en nabestaanden via voeging voor de strafrechter gebracht zullen worden.

Ten aanzien van het genoemde percentage functieverlies is door de Minister opgemerkt dat dit percentage richtinggevend is, maar dat er ook sprake kan zijn van letsel dat zo'n grote impact heeft op het leven van een slachtoffer en de naasten dat de combinatie genoeg is om vergoeding van affectieschade toe te kennen.

Hoogte van de affectieschade

Een tweede belangrijk punt dat werd aangehaald tijdens de mondelinge behandeling is dat de tabel met bedragen, zoals opgenomen in de Memorie van Toelichting, een ongemakkelijk gevoel oproept, omdat het gaat om leed dat onmogelijk in geld is uit te drukken. Dit gevoel werd door de Minister onderkend, waarbij tevens werd aangegeven dat uit onderzoek juist is gebleken dat het voor slachtoffers van groot belang is dat de procedure om dat leed vast te stellen en van een schadebedrag te voorzien, overzichtelijk en herkenbaar is. De voordelen van dergelijke vaste bedragen zijn daardoor groter dan de nadelen, aldus de Minister.

Tijdens de mondelinge behandeling is voorts duidelijk geworden dat de bedragen die in de tabel zijn opgenomen tegelijkertijd vaste - en maximale bedragen zijn. De bedragen in de tabel dienen namelijk als uitgangspunt te worden genomen door de rechter. Een voorbeeld: als een echtgenoot overlijdt als gevolg van een medische fout, dan komt de partner € 17.500,- toe en niet meer. Wel kan onder omstandigheden het bedrag worden verlaagd. Zo zou het bedrag verlaagd kunnen worden wanneer sprake is van eigen schuld bij het ontstaan van een (verkeers)ongeval.

Dit is een Legal Update van Petra klein Gunnewiek en Lisan Homan.

[1] Voluit: wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken en het verhaal daarvan alsmede het verhaal van verplaatste schade door derden in het strafproces te bevorderen.

Download als pdf

Specialist(en)