Voor elke reis dezelfde prijs?!?

20-09-2018

In een tussenvonnis van 29 augustus 2018 heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld dat de opzegging door Thomas Cook Nederland (TCN) van een agentuurovereenkomst met Prijsvrij nietig is wegens strijd met het kartelverbod. Het vonnis levert weliswaar geen baanbrekende jurisprudentie op, maar laat weer eens de mogelijkheden en onmogelijkheden zien van verticale prijsbinding.

Uit de feiten blijkt dat TCN op verschillende manieren probeerde Prijsvrij ‘te straffen’ voor het verlenen van kortingen aan consumenten die online een reis boekten. Zo bood TCN Prijsvrij onder meer lagere commissies dan haar andere agenten, die dergelijke consumentenkortingen niet toepasten. Ook stemde TCN haar gedrag af met VakantieExperts (VX), met wie Prijsvrij ook een agentuurrelatie had. Daarnaast sprak TCN publiekelijk haar onvrede uit over de kortingen die online werden verstrekt en kondigde maatregelen aan om een einde te maken aan de “fikse kortingsacties van online spelers”. Het beleid van TCN leidde uiteindelijk tot de opzegging door TCN van de agentuurovereenkomst met Prijsvrij. De stelling van Prijsvrij dat deze opzegging in strijd is met het mededingingsrecht en derhalve nietig is, wordt gevolgd door de rechtbank. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak, waaruit volgt dat het opzeggen van een overeenkomst die in verband kan worden gebracht met verboden verticale prijsbinding als nietig moet worden beschouwd (Batavus/X en M.F. Design/Eastborn Slaapsystemen).

Opvallend genoeg laat TCN in deze kwestie een aantal verweren onbenut, hoewel haar mogelijkheden tot een succesvol verweer, gelet op de feiten, waarschijnlijk ook beperkt waren. TCN betwist de door Prijsvrij uiteengezette feiten echter niet en laat een efficiëntieverweer (een beroep op artikel 6 lid 3 Mw) in zijn geheel na. TCN doet enkel een (overigens weinig kansrijk) beroep op de bagatelbepaling van artikel 7 Mw, maar dit beroep wordt door de rechtbank wat kort door de bocht afgedaan.

Een ander interessant aspect aan de zaak is dat TCN vlak na de opzegging van de agentuurovereenkomst met Prijsvrij in de pers aankondigde dat zij afwijkingen van de door haar gestelde prijzen niet meer zou toestaan en om die reden haar agentuurovereenkomsten naar een zogeheten “eigenlijke agentuurovereenkomst” zou wijzigen. Gebruikmaken van een systeem van eigenlijke agentuur biedt op zichzelf een mogelijkheid om bepaalde afspraken te maken die doorgaans als mededingingsbeperkend worden beschouwd, ware het niet dat het kwaad voor TCN al was geschied.

In het mededingingsrecht wordt onderscheid gemaakt tussen eigenlijke en oneigenlijke agentuur. In geval van eigenlijke agentuur vallen bepaalde gedragingen tussen de agent en de principaal (waaronder verticale prijsbinding) buiten het toepassingsgebied van het kartelverbod. Op grond van de Richtsnoeren Verticalen is er sprake van eigenlijke agentuur wanneer – kort gezegd – de agent geen of slechts minieme financiële risico’s draagt in verband met de contracten waarover hij onderhandelt of die hij sluit voor de principaal. Voor een principaal die meer controle wenst te houden over de wederverkoopprijs van zijn agent kan de eigenlijke agentuurovereenkomst uitkomst bieden. De wijziging door TCN kwam voor haar beleid ten opzichte van Prijsvrij te laat. Uit voornoemd persbericht bleek dat TCN pas na de opzegging van de relatie met Prijsvrij (en dus na de prijsbindingsmaatregelen) haar agentuurovereenkomsten heeft gewijzigd naar eigenlijke agentuur. Voordien had TCN dus geen juridische grondslag om Prijsvrij te dwingen zich te houden aan haar slogan “voor elke reis dezelfde prijs.”

Dit is een Legal Update van de praktijkgroep Competition & EU.

Download als pdf
 

Specialist(en)