Verzwaarde motiveringslast voor brancheringsregels in bestemmingsplan? Appingedam laat zien hoe het moet!
24-07-2019
Het slotakkoord over het bestemmingsplan 'Stad Appingedam', zo kan de einduitspraak van woensdag 24 juli 2019 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: 'de Afdeling') met recht worden genoemd. Na een arrest van het Hof van Justitie van 30 januari 2018 en een tussenuitspraak van de Afdeling van 20 juni 2018 is de gemeenteraad van Appingedam er nu in geslaagd om de effectiviteit van de brancheringsmaatregel te onderbouwen.
De brancheringsmaatregel in kwestie bestaat eruit dat het bestemmingsplan Stad Appingedam voorschrijft dat op het 'Woonplein' alleen volumineuze detailhandel is toegestaan, zoals keuken- en meubelwinkels, bouwmarkten, autodealers en tuincentra. Doel van de branchering is om de binnenstad aantrekkelijk te houden, leegstand tegen te gaan en ook verdringing van volumineuze detaillisten op het Woonplein te voorkomen.
Met het arrest van het Hof van Justitie van 30 januari 2018 was duidelijk geworden dat detailhandel een dienst is in de zin van de Dienstenrichtlijn en dat een brancheringsregeling in een bestemmingsplan daarom moet voldoen aan de eisen van de Dienstenrichtlijn. Uit de tussenuitspraak van de Afdeling van 20 juni 2018 bleek vervolgens dat er daardoor een nieuwe, verzwaarde motiveringsplicht op bestuursorganen is komen te rusten. Het simpelweg herhalen van algemene ervaringsregels dat branchering helpt bij het leefbaar houden van een stadscentrum is voortaan niet meer voldoende. Er moet een analyse met specifieke gegevens komen, toegepast op de situatie van de betreffende gemeente.
Deze nieuwe analyse heeft de gemeenteraad van Appingedam laten uitvoeren. In een rapportage van 74 pagina's van 3 december 2018 van de samenwerkende onderzoeksbureaus Rho, Bureau Stedelijke Planning en Locatus is aan de hand van een analyse met specifieke gegevens onderbouwd dat de betrokken brancheringsregeling in Appingedam voldoet aan de geschiktheidseis en de eis van de minst beperkende maatregel (artikel 15, derde lid, onder c, van de Dienstenrichtlijn). De rapportage is openbaar toegankelijk via de website van de gemeenteraad.
In de einduitspraak van 24 juli 2019 veegt de Afdeling alle bezwaren die tegen de rapportage naar voren zijn gebracht, van tafel. Daarmee is de rapportage van 3 december 2018 een voorbeeld voor andere gemeenten die op dit moment worstelen met de motivering van hun eigen brancheringsregeling.
Als de balans wordt opgemaakt van wat zes jaar procederen over het bestemmingsplan 'Stad Appingedam' heeft gebracht, is duidelijk dat de verzwaarde motiveringsverplichting voor brancheringsregels in bestemmingsplannen de nieuwe werkelijkheid is. Voor retailondernemers is het goed om hier bij nieuwe planologische ontwikkelingen rekening mee te houden: er moet goed worden nagedacht over branchebeperkingen.
Appingedam bewijst dat het niet onmogelijk is voor gemeentebesturen om aan de verzwaarde motiveringslast te voldoen, maar een belangrijke reden dat het Appingedam lukte was wel omdat er al jaren een coherent detailhandelsbeleid door gemeente en provincie lijkt zijn gevoerd waarbij er bovendien niet of nauwelijks solitaire winkelvestigingen binnen de gemeente zijn. Het aantonen dat de brancheringsmaatregel voor het Woonplein als coherente en systematische maatregel te gelden heeft (en daarmee slaagt voor de eis van minst beperkende maatregel), was dan ook een kleinere kluif dan waar veel andere gemeenten met een meer historisch gegroeide, diffuse detailhandelsstructuur waarschijnlijk voor zullen staan.
Dit is een Legal Update van Merel Holtkamp.