Vervolg op 'Fjordenpaardenarrest' van Hoge Raad
20-11-2024
Recent heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2024:6818) arrest gewezen in het vervolg op het 'Fjordenpaardenarrest' (ECLI:NL:HR:2024:258) van de Hoge Raad. In deze Legal Update gaat Rick Hoeppermans nader in op deze uitspraak.
Wat speelde er in het Fjordenpaardenarrest?
Een manegehouder organiseert bosritten met fjordenpaarden. Gedurende een van deze bosritten is een paard op hol geslagen waardoor een deelneemster van deze activiteit van het paard is gevallen. De deelneemster heeft ernstig letsel opgelopen en de manegehouder daarvoor aansprakelijk gesteld. In de polisvoorwaarden van de aansprakelijkheidsverzekering van de manege is een zogenoemde 'verhuurclausule' opgenomen. Deze clausule houdt in dat schade die verband houdt met de verhuur van rijpaarden uitsluitend is verzekerd als de verhuur plaatsvindt onder leiding van een gediplomeerd instructeur of stagiair én de huurder beschikt over een FNRS-diploma, een KNHS-lidmaatschapskaart of een ruiterbewijs van de Stichting Recreatie Stuiter.
Procedure Hoge Raad
Aan de Hoge Raad lag eerder de vraag voor of de verhuurclausule valt onder de primaire dekkingsomschrijving of dat sprake is van een preventieve garantievoorwaarde. Voorheen werd in zijn algemeenheid aangenomen dat een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 lid 2 BW onaanvaardbaar was als er sprake was van een preventieve garantievoorwaarde en er geen causaal verband bestond tussen de schending van de voorwaarde en de verwezenlijking van het risico. De Hoge Raad oordeelde in het Fjordenpaardenarrest dat dit onderscheid niet meer van belang is voor een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Zie in dat kader ook de Legal Update van onze collega Lisan Homan over het arrest van de Hoge Raad.
Beroep op verhuurclausule in strijd met redelijkheid en billijkheid?
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2022:249) oordeelde eerder dat het beroep op de verhuurclausule van de verzekeraar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Dit omdat er sprake was van een preventieve garantievoorwaarde en het niet voldoen aan de voorwaarden in de verhuurclausule naar het oordeel van het hof niet had bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende indachtig het arrest van de Hoge Raad de vraag te beantwoorden of de verzekeraar zich in de gegeven omstandigheden op de verhuurclausule kan beroepen. Het hof stelt vast dat de ruiter en de begeleider niet over de in de verhuurclausule genoemde kwalificaties beschikten.
Volgens het hof had het voor de manegehouder duidelijk moeten zijn dat de verhuurclausule onverminderd gold, aangezien hij in het verleden contact daarover heeft gehad met de verzekeraar en hij werd bijgestaan door een verzekeringstussenpersoon. De verzekeraar heeft volgens het hof belang bij de verhuurclausule aangezien door de aan de ruiter en de begeleider te stellen eisen de kans op het ontstaan van ongevallen kleiner wordt.
Tot slot resteert de vraag of het ongeval zich ook zou hebben voorgedaan als de ruiter en de begeleider wel over de in verhuurclausule genoemde kwalificaties beschikten. Het hof oordeelt dat in die situatie de kans groter was dat het ongeval zich niet zou hebben voorgedaan. Volgens het hof is het volkomen begrijpelijk dat de verzekeraar bij risicovolle activiteiten aanvullende eisen stelt. Het beroep van de verzekeraar op de verhuurclausule is aldus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
Uit dit arrest blijkt dat ongeacht of een beding valt onder de primaire dekkingsomschrijving of kwalificeert als een preventieve garantievoorwaarde de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval dient te toetsen of een beroep op een dergelijk beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Dit is een Legal Update van Rick Hoeppermans.