Vers van de pers: de eerste uitspraken over het overgangsrecht onder de Omgevingswet

08-02-2024

De Omgevingswet is op 1 januari 2024 in werking getreden en meteen de eerste maand is het woord 'Omgevingswet' al best vaak gevallen in de rechtspraak. De uitspraken zien tot nu toe enkel op het overgangsrecht op grond van de Invoeringswet Omgevingswet en nog niet op materiele toepassing van het recht. Dat maakt de uitspraken niet minder interessant, zeker omdat we een lange tijd met het overgangsrecht te maken zullen hebben. In deze Legal Update gaan wij daarom in op deze uitspraken. 

Overgangsrecht bestemmingsplannen 

Belangrijke regel van het overgangsrecht is dat op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, het recht van toepassing blijft zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip (hierna: 'het oude recht'). Dat oude recht blijft van toepassing gedurende de gerechtelijke procedure tot het bestemmingsplan onherroepelijk is. Dit blijkt uit artikel 4.6, lid 3 Invoeringswet Omgevingswet. Hoewel er waarschijnlijk nog wel meer jurisprudentie ontstaat over deze regel van het overgangsrecht, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ('de Afdeling') inmiddels in 25 uitspraken de volgende 'formule' gebruikt (waarbij natuurlijk het moment van terinzagelegging in elk plan afwijkt):

"Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 11 november 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft."[1]

Wat juridisch niet eenvoudig is, is hoe artikel 4.6, lid 3, Invoeringswet Omgevingswet uitpakt in de situaties dat:

  1. De Afdeling een bestuurlijke lus toepast en welk recht het gemeentebestuur dan moet toepassen gedurende die reparatieopdracht;
  2. Als de Afdeling zelf in de zaak voorziet;
  3. Als er een bestemmingsplan of deel van het bestemmingsplan (kaal) wordt vernietigd;
  4. Als het gemeentebestuur op eigen initiatief vóórdat er een (tussen)uitspraak is, overgaat tot het nemen van een artikel 6:19 Awb besluit. 

Wij denken dat het logisch is dat voor de situatie onder 1, 2 en 4 het recht dat in de procedure geldt (met andere woorden het 'oude recht') toe te passen.[2] Wij signaleren twee uitspraken waarin de Afdeling dit lijkt te bevestigen. Allereerst een uitspraak van 10 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:45) over een bestemmingsplan van de gemeente Haaksbergen. Hier past de Afdeling artikel 8:72 lid 3 van de Awb toe en voorziet zelf in de zaak door een planregeling aan te passen. Dat doet zij (op het oog) onder toepassing van het oude recht.

Onze tweede signalering betreft de uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:224) over een bestemmingsplan van de gemeente Tytsjerksteradiel waarin de Afdeling een bestuurlijke lus toepast. Hier lijkt de Afdeling – meer impliciet – ervan uit te gaan dat het oude recht door het gemeentebestuur toegepast mag worden. 

Voor de situatie onder 3, de (kale) vernietiging door de bestuursrechter, lijkt er door de Afdeling nog geen opheldering te zijn gegeven hoe een gemeentebestuur dat moet aanpakken.

Overgangsrecht omgevingsvergunningen 

Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude recht van toepassing tot het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, lid 1, eerste zin van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) (de regeling voor de omgevingsvergunning van rechtswege die per 1 januari 2024 is komen te vervallen). Dat blijkt uit artikel 4.3, aanhef en onder a van de Invoeringswet Omgevingswet. In 24 uitspraken van de Afdeling in januari 2024 wordt in dit kader de volgende standaardoverweging gebruikt (opnieuw is bij elke uitspraak het moment van indiening van de aanvraag natuurlijk anders): 

"Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).

De aanvragen om de omgevingsvergunning zijn ingediend op 28 februari 2020 respectievelijk 2 december 2019. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft."[3]

Wij wijzen erop dat, anders dan naar analogie van het overgangsrecht voor bestemmingsplannen gedacht zou kunnen worden, aldus niet vereist is dat vóór 1 januari 2024 terinzagelegging van het ontwerpbesluit heeft plaatsgevonden.

Een interessante uitspraak is de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 januari 2024 (ECLI:NL:RBOBR:2024:101). In deze uitspraak heeft de rechtbank het overgangsrecht voor omgevingsvergunningen toegepast in een geval waarin een herstelbesluit (voor 1 januari 2024) was genomen. In de uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen een omgevingsvergunning voor een inrichting en een herstelbesluit gegrond verklaard en de besluiten vernietigd. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het vernietigde herstelbesluit in stand onder vervanging van voorschriften. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 4.13 Invoeringswet Omgevingswet een omgevingsvergunning voor een inrichting in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder e Wabo geldt als een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1 lid 2 Omgevingswet zodra het bestreden besluit onherroepelijk is. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt volgens de rechtbank met zich mee dat het vernietigde herstelbesluit met de vervangende voorschriften geldt als een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, lid 2 Omgevingswet zodra de uitspraak onherroepelijk is. 

Overgangsrecht verzoek om handhaving 

Net als voor een aanvraag voor een Omgevingsvergunning blijft op een verzoek om handhaving (van bijvoorbeeld de Wabo, het Bouwbesluit 2012 of de Waterwet) het oude recht van toepassing indien dat verzoek is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dat blijkt uit artikel 4.3, aanhef en onder a Invoeringswet Omgevingswet en wordt bijvoorbeeld bevestigd in de uitspraken van de Afdeling van 17 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:140 en ECLI:NL:RVS:2024:153) en 24 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:254).

Overgangsrecht last onder dwangsom 

Indien vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet een overtreding heeft plaatsgevonden, is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en vóór dat tijdstip een last onder dwangsom is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, blijft op die opgelegde last onder dwangsom het oude recht van toepassing. Dat recht blijft van toepassing tot het tijdstip waarop de last volledig is uitgevoerd, de dwangsom volledig is verbeurd en betaald of de last is opgeheven. Dit volgt uit artikel 4.23, lid 1 Invoeringswet Omgevingswet en is bevestigd in de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:117).

Overgangsrecht planschadeverzoeken

Op verzoeken om vergoeding van planschade als bedoeld in artikel 6.1, lid 2, aanhef en onder a, b, e of f van de Wet ruimtelijke Ordening (Wro) blijft het oude recht van toepassing tot het besluit op het verzoek onherroepelijk wordt en bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald. Dat blijkt uit artikel 4.19 Invoeringswet Omgevingswet en is bevestigd in de uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:225).

Overgangsrecht Tracébesluiten 

Naar analogie van het overgangsrecht voor bestemmingsplannen geldt voor tracébesluiten dat indien een ontwerptracébesluit ter inzage is gelegd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, het oude recht van toepassing blijft tot het Tracébesluit onherroepelijk wordt. Dat volgt uit artikel 4.44, lid 1 Omgevingswet en is bevestigd in de uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2024, (ECLI:NL:RVS:2024:276).

Het 'oude recht'

Interessant is de vraag wat 'het oude recht' precies omvat. Het oude recht betreft het recht zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, 1 januari 2024. Het oude recht omvat zowel inhoudelijke als procedurele bepalingen.[4] Uit de uitspraak van de rechtbank Zeeland West-Brabant van 22 januari 2024 (ECLI:NL:RBZWb:2024:168) over een vergunningaanvraag, blijkt dat met het oude recht niet alleen de Wabo wordt bedoeld, maar ook het Besluit omgevingsrecht (Bor). 

Wij houden u op de hoogte van toekomstige uitspraken over de Omgevingswet. Wilt u meer weten over de Omgevingswet? Neemt dan contact op met één van onze specialisten. 

Dit is een Legal Update van Jaike Moes en Merel Holtkamp.

Download als pdf
 

[1] ABRvS 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:325

[2] Let op: de Memorie van Toelichting bij de Invoeringswet lijkt op dit punt innerlijk tegenstrijdig te zijn. Zie in dit kader Kamerstukken II, 2017/2018 34986, nr. 3 p. 461-462. Aan de ene kant spreekt de Memorie van Toelichting dat bij een tussentijdse reparatie via een bestuurlijke lus het oude recht van toepassing is en aan de andere kant staat er ook dat als de rechter zelf in de zaak voorziet dat dan het nieuwe recht moet worden toegepast. 

[3] ABRvS 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:380

[4] Kamerstukken II, 2017-2018, 34 986, nr. 3 p 448, 461 en 486

Specialist(en)