Tweede Kamer heeft gestemd over het voorstel voor de Wet Franchise

16-06-2020

Vanmiddag is door de Tweede Kamer het voorstel voor de Wet Franchise met algemene stemmen aangenomen. De twee ingediende amendementen en de motie zijn ook aangenomen.

Het ene amendement ziet erop dat binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de wet aan de Staten-Generaal een verslag wordt gezonden over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de effecten van deze wet op de groei van de franchisesector, de ruimte voor innovatie en de samenwerking binnen die sector.

Met het tweede amendement wordt ten eerste een wijziging in het voorgestelde artikel 921 bewerkstelligd. Dit artikel gaat over het instemmingsrecht van de franchisenemers bij bepaalde wijzigingen in de franchiseformule. Het amendement regelt dat de instemming moet worden verkregen van een meerderheid van de in Nederland gevestigde franchisenemers of van elk van de in Nederland gevestigde franchisenemers. Door dit amendement is toestemming van in het buitenland gevestigde franchisenemers dus niet (meer) nodig.

Ten tweede regelt dit amendement in het nieuw voorgestelde artikel 922 lid 1 dat niet ten nadele van in Nederland gevestigde franchisenemers van de nieuwe titel 16 van Boek 7 BW mag worden afgeweken.
Dit betreft de voorgestelde artikelen 911 t/m 921. Let wel: dit geldt ook als deze Nederlandse partijen een rechtskeuze voor een ander rechtstelsel dan het Nederlandse hebben gemaakt. Buiten Nederland gevestigde franchisenemers mogen wel afwijken. Ook als door deze partijen een rechtskeuze voor Nederlands recht gemaakt is.

Punt van aandacht is nog dat artikel 922 lid 2 bepaalt dat een beding in strijd met artikel 920 nietig is. Artikel 920 bepaalt wat er in de franchiseovereenkomst mag (of moet) worden opgenomen over de goodwill vergoeding en over non-concurrentie. Vraag rijst dan vervolgens wat de consequentie is van schending van de artikelen 911 t/m 919 en artikel 921. De memorie van toelichting heeft het over vernietigbaarheid, over de boeg van artikel 3:40 lid 2 BW. Rechtens is dat echter de vraag nu dit wetsartikel ziet op rechtshandelingen. De verplichtingen in de voorgestelde artikelen 911 t/m 919 en artikel 921 betreffen echter veeleer een handeling van feitelijke aard. De memorie van toelichting adresseert dit punt ook en geeft aan dat in geval artikel 3:40 lid 2 BW geen uitkomst biedt de schending nog te adresseren valt via de leerstukken van met name onrechtmatige daad (strijd met de wet), dwaling of wellicht bedrog of acquisitiefraude.

Tot slot: de motie ziet op een periodiek overlegorgaan voor franchisegevers en franchisenemers.
De amendementen en de motie kunt u hier raadplegen.

Het woord is nu aan de Eerste Kamer.

Dit is een Legal Update van Mariska Nijenhof-Wolters en Sonja Kruisinga.

Download als pdf

Specialist(en)