Succesvol beroep van werkgever op schending klachtplicht door werknemers
13-06-2022
Het hof Amsterdam heeft onlangs uitspraak (ECLI:NL:GHAMS:2022:1063) gedaan over de klachtplicht binnen het arbeidsrecht, naar aanleiding van een vordering tot nabetaling van overuren door een viertal (oud-)werknemers in de horeca. Daarbij werd geoordeeld dat de betreffende werknemers hun klachtplicht hadden geschonden. Dit is opvallend, omdat in de literatuur en rechtspraak geen eenduidigheid bestaat over de vraag of de klachtplicht van toepassing is op loonvorderingen.
Wat houdt de klachtplicht in?
De kern van de klachtplicht van artikel 6:89 BW is dat een schuldeiser tijdig moet protesteren nadat hij een gebrek in de prestatie van de schuldenaar heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken. De ratio hiervan is dat de schuldenaar wordt beschermd tegen vorderingen waarmee hij geen rekening meer hoeft te houden. Klaagt de schuldeiser niet op tijd, dan kan hij op dit gebrek in de prestatie geen beroep meer doen. Omdat de heersende leer is dat de klachtplicht niet ziet op gevallen waarin de prestatie in het geheel niet is verricht, wordt vaak ook aangenomen dat dit het geval is bij het uitblijven van (gedeeltelijke) betalingen van geldsommen.
Toepassingsbereik van de klachtplicht in het arbeidsrecht
Het hof Amsterdam heeft recent verdere invulling gegeven aan het bediscussieerde toepassingsbereik van de klachtplicht in het arbeidsrecht. Onder verwijzing naar het oordeel van de Hoge Raad in 2013 dat de klachtplicht van toepassing is op alle verbintenissen, overweegt het hof dat er geen goede redenen zijn om loon- en aanverwante vorderingen niet onder de reikwijdte van de klachtplicht te laten vallen als er voor de werknemer een duidelijk kenbaar gebrek is in de loonbetaling. Het hof merkt wel op dat het beschermende karakter van het arbeidsrecht en de ongelijke positie van werkgever en werknemer meebrengen dat niet te snel mag worden geoordeeld dat een beroep van de werkgever op schending van de klachtplicht door de werknemer slaagt.
Hoe pakte dat in deze zaak uit?
De (oud-)werknemers van het café vorderden een aantal maanden na het eindigen van het dienstverband de betaling van gewerkte, maar niet-uitbetaalde overuren. De werkgever heeft zich hiertegen verweerd door te stellen dat werknemers geen aanspraak meer konden maken op betaling van deze uren, omdat de klachtplicht is geschonden. Het hof gaat hierin mee. Er was namelijk sprake van een voor de werknemers duidelijk kenbaar gebrek in de prestatie, omdat op de maandelijks ontvangen loonstroken was te zien dat slechts een deel van de overuren werd betaald. Van de werknemers mocht daarom worden verwacht dat zij vanaf het moment dat zij op de loonstrook konden zien dat niet alle gewerkte overuren werden uitbetaald, daarover zouden klagen. Daar komt bij dat de overuren op grond van de (horeca) cao in beginsel in tijd zouden worden gecompenseerd en pas wanneer dat niet mogelijk was, uitbetaling zou plaatsvinden. Door de werkgever pas zo laat te confronteren met de vorderingen, kon deze het gebrek niet meer herstellen door de uren te compenseren in vrije tijd of de werkzaamheden bijvoorbeeld anders in te richten. De klachtplicht is daarom geschonden.
Deze uitspraak laat dus zien dat een beroep door de werkgever op de klachtplicht kan lonen. Let wel op dat zo'n beroep terughoudend wordt getoetst en dat uiteindelijk per geval zal moeten worden bezien of deze kan slagen.
Heeft u vragen over de klachtplicht? Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten.
Dit is een Legal Update van Maurits Michon en Laurine van Wijk (student-stagiaire).