Relativiteitsvereiste wordt voortaan niet tegengeworpen bij een beroep op inspraakrechten

16-02-2023

De bestuursrechter zal bij de toepassing van het relativiteitsvereiste aan de procedurele normen over het recht op inspraak voortaan zelfstandige betekenis toekennen. Dat volgt uit een uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2023.

Wat is het gevolg van de uitspraak?

Deze uitspraak brengt mee dat niet langer aan een (niet-)belanghebbende het relativiteitsvereiste zal worden tegengeworpen als een beroep wordt gedaan op het recht op inspraak. Als een beroep wordt gedaan op een procedurele norm of een formeel beginsel van behoorlijk bestuur die niet betrekking heeft op inspraak, of wanneer wordt aangevoerd dat in strijd met een materiële norm is gehandeld, zal de relativiteit wél worden tegengeworpen als die norm niet sterkt tot bescherming van de belangen van de persoon die de betreffende norm inroept.

De Afdeling benadrukt dat deze nuancering uitsluitend geldt voor het recht op inspraak in omgevingsrechtelijke zaken.

Waarom nuanceert de Afdeling haar jurisprudentie over het relativiteitsvereiste?

Volgens de Afdeling strookt de jurisprudentielijn over het relativiteitsvereiste niet met haar uitspraak van 4 mei 2021, over het Varkens in Nood-arrest van 14 januari 2021. Onverkorte toepassing van die jurisprudentielijn zou ertoe leiden dat een niet-belanghebbende geen doeltreffende toegang heeft tot de bestuursrechter omdat het relativiteitsvereiste hem wordt tegengeworpen. Beroepsgronden over inspraak zouden daarmee geen enkel doel treffen. Dit terwijl de niet-belanghebbende in omgevingsrechtelijke zaken, waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure geldt en waarbij zienswijzen ingediend kunnen worden door iedereen, zijn beroepsrecht juist ontleent aan zijn belang bij het behartigen van zijn recht op inspraak.

Dit is een Legal Update van Merel Holtkamp.

Download als pdf

Specialist(en)