Pandrecht op onderhanden werk in de zorg

24-11-2017

In vele sectoren kan het interessant zijn om ten behoeve van een financier zekerheden te vestigen op onderhanden werk. Met name in de zorgsector kunnen dergelijke verpandingen interessant en zelfs noodzakelijk zijn. Het onderhanden werk betreft dan de zorg die de zorgaanbieder aan haar cliënten verstrekt op grond van geneeskundige behandelingsovereenkomsten. Die zorgverlening kan op het moment van faillissement nog steeds voortduren. De werkzaamheden van de zorgaanbieder uit de behandelingsovereenkomst zijn dan wel deels uitgevoerd, maar kunnen nog niet bij de zorgverzekeraar worden gedeclareerd. Dit overkwam zorgaanbieder Better Life B.V., die haar onderhanden werk aan een financier Famed B.V. had verpand.

Het Hof Amsterdam oordeelde eerder dat Famed B.V. geen geldige pandrechten had verkregen op de vorderingen uit hoofde van de behandelingsovereenkomsten die nog niet waren voltooid. Omdat de gemaakte kosten pas na voltooiing van de behandeling en het volledig doorlopen van het DBC-systeem bij de zorgverzekeraar konden worden gedeclareerd, was er aldus het Hof voor faillissement nog geen vordering ontstaan. Derhalve kon diezelfde vordering ook niet aan de financier zijn verpand. Famed B.V. stelde cassatie in tegen het arrest van het Hof.

De Hoge Raad heeft bovengenoemd arrest van het Hof op 17 november jl. vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte het DBC-systeem, en daarmee de administratieve regeling, als uitgangspunt had genomen bij het bepalen van het ontstaansmoment van de vordering. De Wet marktordening gezondheidszorg, waarop het DBC-systeem is gebaseerd, heeft namelijk enkel invloed op de hoogte van de vordering. Het ontstaansmoment van de vordering vloeit voort uit de behandelingsovereenkomst en staat derhalve los van de administratieve verantwoording hiervan. Tijdens de lange duur van de behandeling kunnen volgens de Hoge Raad telkens meerdere deelprestaties uit hoofde van de behandelingsovereenkomst ontstaan waarover loon verschuldigd is door de verzekeraar. Dat deze loonvorderingen pas na voltooiing van de behandelingen kunnen worden gedeclareerd, doet niet af aan het feit dat deze wel tussentijds zijn ontstaan. Famed B.V. heeft daarmee een geldig pandrecht op voltooide deelprestaties verkregen. Deze deelprestaties zijn immers afzonderlijk identificeerbaar en op geld waardeerbaar.

Het arrest van de Hoge Raad zorgt niet alleen voor opschudding in zorgland. Ook voor andere sectoren (o.a. de bouwsector) waarin onderhanden werk wordt verpand kan dit oordeel van belang zijn. Uit het arrest blijkt namelijk dat voor het ontstaan van een vordering leidend is of in de overeenkomst deelprestaties en tussentijdse (loon)vorderingen zijn overeengekomen. Voor het ontstaan van deze vorderingen is vervolgens niet vereist dat bepaalde administratieve handelingen, zoals het toezenden van facturen, zijn verricht.

Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met één van onze advocaten van de praktijkgroepen Zorg & Sociaal domein of Herstructurering & Insolventie.

Dit is een Legal Update van Linde van Dieren-Muller.

Download als pdf

Specialist(en)