Opzegging vof in beginsel conform vennootschapsakte
08-06-2018
Op 1 juni 2018 sprak de Hoge Raad zich uit over de vraag of de mondelinge uitlating van een vennoot uitgelegd kan worden als opzegging van de vennootschap, ondanks dat deze opzegging niet overeenkwam met de wijze van opzegging die partijen in de vennootschapsakte hadden opgenomen. De casus illustreert het verbintenisrechtelijke karakter van de vennootschap onder firma.
Eiser en verweerder gaan op 7 juli 2011 een samenwerking aan in de vorm van een vennootschap onder firma (vof). De vennootschapsakte bevat een regeling voor het beëindigen van de vof. De vof kan worden beëindigd middels schriftelijke of bij deurwaardersexploot verstuurde opzegging of nadat verweerder minimaal één jaar geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geweest. Partijen hebben zich in de vennootschapsakte verbonden bij opzegging binnen 5 jaar na oprichting van de vof een boete van €75.000,- te betalen. De samenwerking verloopt problematisch. Op 1 november 2011 meldt verweerder zich ziek. Op 9 november 2011 belt de advocaat van verweerder eiser om tot een regeling te komen. In dit gesprek verklaart eiser echter niet om tafel te willen, met onmiddellijke ingang de samenwerking te beëindigen en het gebouw dadelijk te sluiten. Uit de door de Hoge Raad gepubliceerde uitspraak blijkt dat de verhoudingen nog verder escaleren. Op 31 januari 2012 zou eiser de partner van verweerder hebben bedreigd en op 2 april 2012 zou eiser verweerder en zijn partner in hun woning hebben mishandeld.
In de procedure is vanuit een vennootschapsrechtelijk perspectief van belang op welke grond de samenwerking in de vof is geëindigd. Was de telefonische mededeling van eiser een opzegging die hem verplichtte tot betaling van een boete van € 75.000,-- of is de arbeidsongeschiktheid van verweerder de reden dat de vof is geëindigd?
De rechtbank oordeelt in het voordeel van eiser dat de vof op 1 november 2012 is geëindigd vanwege de arbeidsongeschiktheid van verweerder. Het hof vernietigt dit oordeel, en gaat mee in het standpunt van verweerder. Hiervoor acht het hof relevant dat (i) eiser in niet miskenbare bewoordingen heeft verklaard dat de vof werd opgezegd, en (ii) dat deze verklaring de wederpartij heeft bereikt. Het feit dat de vennootschapsakte een weg voor opzegging voorschrijft, betekent niet dat niet op een andere wijze kan worden opgezegd, mits dit voldoende duidelijk is en de boodschap de wederpartij bereikt (art. 3:33BW en 3:35 BW), aldus het hof.
Eiser meent dat de door de vennootschapsakte voorgeschreven wijze voor opzegging aan een opzegging op andere wijze in de weg staat. De Hoge Raad volgt dit standpunt: een voorschrift over een vorm voor het aangaan en opzeggen van een samenwerking is bedoeld ter voorkoming van discussies, en daarom kan het hof niet zomaar aan het in dit voorschrift opgenomen schriftelijkheidsvereiste voorbijgaan. De bepaling in de vennootschapsakte is tevens een omstandigheid die mee kan spelen bij de vraag of de verklaring redelijkerwijs mocht worden opgevat als opzegging. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en wijst terug voor verdere behandeling.
Het arrest bevestigt het verbintenisrechtelijk karakter van de vof – een verbintenis tot samenwerking tussen vennoten. Uitlatingen tot beëindigen van die verbintenis dienen te worden beoordeeld aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Als partijen in de vennootschapsakte een opzeggingsmogelijkheid hebben gecreëerd, hebben zij de mogelijkheid van opzegging op andere wijze (kennelijk) willen uitsluiten. Een opzegging op andere dan de in de vennootschapsakte genoemde wijze kan dan niet lichtzinnig (naar de Haviltex-maatstaf) als opzegging worden begrepen, ook al was de mededeling nog zo duidelijk.
Dit is een Legal Update van Juliette Wareman.