Ongevallen in het uitgaanscircuit: wanneer is de horecagelegenheid (secundair) aansprakelijk?

28-09-2021

Inleiding

In een recente uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant stond de secundaire aansprakelijkheid van een café centraal. Aanleiding was een incident in een café, waarbij een vrouw een glas op haar hoofd kreeg. Het bleek dat een jongen op een hoger gelegen verdieping in het café een glas naar beneden had laten vallen. De vrouw stelt in deze procedure dat zij nog dagelijks problemen ondervindt van het ongeval en dat zij, door concentratie- en geheugenproblemen, haar (oude) functie niet meer naar behoren uit kan voeren. Voor die schade heeft zij in deze deelgeschilprocedure het café (secundair) aansprakelijk gesteld, mede omdat uit de camerabeelden geen signalement van de betrokken jongen (de primaire partij) op te maken was en zijn gegevens ook anderszins niet te achterhalen waren.

Standpunten partijen

De vrouw stelt zich in deze procedure op het standpunt dat het café een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd door op de bovenverdieping mensen met glaswerk te laten staan of glaswerk op de balustrade te laten plaatsen en daarom onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. Volgens de vrouw had het op de weg van het café gelegen om bescherming tegen vallend glaswerk te laten plaatsen, zoals een scherm of gespannen net. Voorts had het café volgens de vrouw op de bovenverdieping van plastic bekers gebruik kunnen en moeten maken om zo het gevaar op vallend glas te verminderen.

Het café, althans haar aansprakelijkheidsverzekeraar, heeft zich verweerd met de stelling dat zij al sinds 2015 het café in de huidige vorm exploiteert en dat er zich in die periode nooit een incident met 'vallende glazen' heeft voorgedaan. Volgens haar was de kans dat een glas naar beneden zou vallen, gelet op de hoogte van de (reling van de) balustrade en de naastgelegen tafels, zo gering dat het café daarmee geen rekening hoefde te houden en in dat verband dus ook geen maatregelen hoefde te treffen. Bovendien zijn de door de vrouw voorgestelde maatregelen volgens het café dermate ongebruikelijk en bezwaarlijk dat deze van haar, mede afgezet tegen het beperkte risico van vallende glazen, niet gevergd konden worden.

Onrechtmatige gevaarzetting?

De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van onrechtmatige gevaarzetting aan de zijde van het café en wijst de aansprakelijkheid af. Ter onderbouwing van dat oordeel overweegt de rechtbank ten eerste dat de inrichting van het café niet uitnodigt tot het plaatsen van glaswerk op de reling van de balustrade. Bovendien zijn er camerabeelden van een willekeurige drukke avond in het café, waaruit de rechtbank afleidt dat er, op een vergelijkbare avond als de avond waarop het ongeval plaatsvond, geen sprake was van een bijzonder gevaarzettende situatie in het café. Tot slot overweegt de rechtbank dat de toedracht van het ongeval onvoldoende vaststaat om het café een concreet verwijt te maken van het nalaten van bepaalde veiligheidsmaatregelen. Het was immers niet duidelijk waardóór het glas van de jongen uiteindelijk naar beneden was gevallen.

Onvoldoende veiligheidsmaatregelen?

Met betrekking tot de al dan niet genomen veiligheidsmaatregelen concludeert de rechtbank dat de veiligheidsmaatregelen die door de vrouw waren voorgesteld niet van het café gevergd konden worden. Volgens de rechtbank zou een gevulde plastic beker net zo goed letsel kunnen veroorzaken, waardoor het onduidelijk is of het gebruik van plastic bekers het ongeval zou hebben voorkomen. Zeker gelet op de weerstand die het gebruik van plastic bekers bij bezoekers van het café zou kunnen oproepen, kon deze maatregel niet van het café worden verwacht. Het spannen van een net of het aanbrengen een andere vorm van valbescherming is volgens de rechtbank eveneens een te vergaande veiligheidsmaatregel, omdat dit wezenlijk afbreuk zou doen aan het ontwerp van het interieur van het café. Dit zou niet in verhouding staan met de kleine kans dat er glaswerk naar beneden valt en iemand raakt. De vordering van de vrouw wordt dus ook op deze grond afgewezen.

Conclusie

Deze uitspraak past in een tendens in de rechtspraak waarin secundaire partijen (zoals overheden, scholen, horecagelegenheden, sportverenigingen, etc.) aansprakelijk worden gesteld voor schade die door een andere partij (zoals een bezoeker) is veroorzaakt. Met name als de directe schadeveroorzaker (hier: de jongen die het glas liet vallen) niet vindbaar is, kan het aansprakelijk stellen van een secundair betrokken partij (hier: het café waar het ongeval had plaatsgevonden) voor de benadeelde partij toch een mogelijkheid tot schadeverhaal bieden.

Uit deze uitspraak blijkt echter ook dat die benadeelde partij dan wel met goede argumenten dient te onderbouwen dat de secundaire partij ook daadwerkelijk tekortgeschoten is in het treffen van bepaalde veiligheidsmaatregelen met het oog op een voor haar voorzienbaar gevaar. Zeker gelet op het feit dat secundaire aansprakelijkheid in de rechtspraak tot nu toe met terughoudendheid lijkt te worden benaderd, is de enkele stelling dat een ongeval heeft plaatsgevonden en dat er maatregelen getroffen hadden kunnen worden om het ongeval te voorkomen, onvoldoende om tot een succesvolle aansprakelijkstelling van die secundaire partij te komen. De benadeelde partij zal zich dus steeds bewust moeten zijn van het feit dat de stelplicht en bewijslast van die aansprakelijkheidsvraag op haar rust, en dat niet kan worden volstaan met de enkele stelling dat een horecagelegenheid (of andere secundaire partij) méér had moeten doen in termen van toezicht en preventie. In dat geval wordt de (secundaire) aansprakelijkheidsvordering afgewezen.

Dit is een Legal Update van Kirsten Maes en Joris den Hartog.

Download als pdf

Specialist(en)