Initiatiefnota over familiebedrijven

19-02-2021

Op 9 februari 2021 heeft Tweede Kamerlid Palland van het CDA een initiatiefnota voor familiebedrijven ingediend. De initiatiefnemer vraagt aandacht voor de belangrijke positie van familiebedrijven en onderkent het bijzondere karakter van deze bedrijven. De initiatiefnemer wil dat 'we' trotser worden op familiebedrijven en hoopt dat meer aandacht zal leiden tot versterking van de kwaliteiten van familiebedrijven. 

Hoewel in de initiatiefnota het diverse karakter van de doelgroep wordt onderkend, verwachten wij dat het onder meer dat diverse karakter is, wat de kansen op succes van de voorstellen in de initiatiefnota parten zal spelen.

'Het' familiebedrijf

De initiatiefnota erkent dat 'het' familiebedrijf niet bestaat. Tegelijkertijd is het wel noodzakelijk om de doelgroep af te bakenen. Een van de voorstellen behelst bijvoorbeeld gegevensverzameling over familiebedrijven. Dan moet natuurlijk helder zijn welke familiebedrijven tot die verzameling worden gerekend. 

De nota richt zich primair op MKB-familiebedrijven met maximaal 250 werknemers. De nota sluit – met een aantal kanttekeningen – aan bij de definitie die door het CBS op basis van een EU-definitie voor familiebedrijven wordt gehanteerd: 

“-   De (directe of indirecte) meerderheid van de zeggenschap  (‘besluitvormingsrechten’), verbonden aan het eigendom;

-    is in handen van een natuurlijk persoon dan wel de familie;

-    waarbij tenminste één familielid formeel betrokken is bij het bestuur van de onderneming (en bij beursgenoteerde bedrijven tenminste 25% van de zeggenschap in handen is van de familie).” 

De kanttekeningen zien erop dat zzp'ers en DGA-ondernemingen zouden moeten worden uitgesloten van de definitie. 

Los van de gehanteerde definitie, kenmerken familiebedrijven zich volgens de nota onder meer door hun grote bijdrage aan de economie en werkgelegenheid, langetermijndenken, goede eigenvermogenspositie en betrokkenheid bij personeel, de maatschappij en de regio. 

De voorstellen 

De indiener van de nota doet beleidsvoorstellen die zeer verschillend van aard zijn. Wij vatten deze hierna voor u samen en geven een korte reactie. 

  1. Gegevensverzameling
    De indiener stelt voor om het CBS structureel gegevens te laten verzamelen over familiebedrijven, bijvoorbeeld over type bedrijf, inrichting van de governance, investeringen en financieringsmodel.
    Wij betwijfelen of familiebedrijven, die veelal – zoals de indiener zelf ook schrijft – intern gericht zijn en niet graag in de schijnwerpers staan, bereid zijn om mee te werken om allerhande gegevens, reeds openbare gegevens buiten beschouwing gelaten natuurlijk, te delen met het CBS of (zoals terugkomt in enkele andere voorstellen) met onderzoekers van onderwijsinstellingen. 
     
  2. Werk-privéverhouding
    De indiener constateert dat bij familiebedrijven bedrijfsbelangen, aandeelhoudersbelangen en familiebelangen niet altijd synchroon lopen en dat familie hordes kan tegenkomen bij het scheiden van werk en privéleven. Om de werk-privéverhouding in balans te houden, zou het familiestatuut of een noodplan door de overheid gepromoot en gefaciliteerd moeten worden, bijvoorbeeld middels handreikingen en een familiestatuuthelpdesk.
    Wij vragen ons af of voldoende maatwerk kan worden geboden. Er zijn talrijke verschillen tussen bijvoorbeeld de bakker met vier werknemers en een internationaal opererend adviesbureau met vier staken certificaathouders, een raad van bestuur en verplichte raad van commissarissen en 249 werknemers. En uiteraard tussen alle soorten en maten familiebedrijven die tussen deze uitersten in zitten.    
     
  3. Bedrijfsopvolging
    Voor de aanpak van de bedrijfsopvolgingsproblematiek wordt verstrekking van een bedrijfsopvolgingspakket door de Kamer van Koophandel geopperd en een grotere aandacht in het onderwijs voor bedrijfsopvolging. 
    Dit laatste voorstel wordt niet geconcretiseerd: het behelst geen aanduiding van het type onderwijs en verduidelijkt evenmin in welk curriculum deze focus op ondernemerschap en bedrijfsopvolging goed zou passen. Dit neemt echter niet weg dat bedrijfsopvolging bij veel familiebedrijven een belangrijk thema is, dat zeker aandacht verdient.       
     
  4. Formaliseren en expliciteren van de governancestructuur         
    Volgens de indiener is het nodig om in de formele structuur van familiebedrijven de rollen en verantwoordelijkheden duidelijker te beleggen en daarmee ook besluitvormingsprocessen en bevoegdheden transparanter te maken. Het familiestatuut, certificering van aandelen, de instelling van een raad van commissarissen of familieraad en het organiseren van een 'frisse blik van buiten' worden genoemd als oplossingsrichtingen. Onderwijsinstellingen zouden hier onderzoek naar moeten doen.  
    Zoals eerder gezegd betwijfelen wij of familiebedrijven een kijkje in de keuken zullen geven als het gaat om dit soort gevoelige onderwerpen. Wel herkennen wij dat bij familiebedrijven die groeien de governance (structuur) vaak onderbelicht blijft. Ook klopt het dat een aantal familiebedrijven baat heeft bij het aantrekken van expertise van buiten. 
     
  5. Privacy
    Om de privacy van eigenaren van familiebedrijven te borgen, bijvoorbeeld in het licht van het UBO-register, stelt de indiener voor om te onderzoeken welke knelpunten de familiebedrijven ervaren en hoe die kunnen worden weggenomen.        
    Het heeft naar ons idee geen zin om onderzoek te doen naar knelpunten die als gevolg van de bestaande Europese regelgeving niet kunnen worden weggenomen. Nu de basis van het UBO-register en privacywetgeving in Europa ligt, zal de lobby daar moeten beginnen. Dat vergt een lange adem, en het familiebedrijf zal zich in goed gezelschap van vele andere privacy-liefhebbers vinden. In algemene zin wordt door de initiatiefnemer overigens ook wel bepleit dat ook binnen Europa de aandacht voor familiebedrijven zal moeten worden vergroot (zie het laatste voorstel).  
     
  6. Innovatie
    Innovatie kan door de overheid worden aangemoedigd door specifieke overheidsregelingen in te stellen, zoals voucherregelingen gericht op innovatie van het familiebedrijf.   
    Er zijn al innovatie-instrumenten zoals fiscale regelingen, maar deze worden vanwege de onbekend- en ontoegankelijkheid van de regelingen, maar ook de tijdrovendheid en bureaucratie minder door familiebedrijven gebruikt. De voucherregeling zou onder andere kunnen voorzien in het beschikbaar stellen van gelden aan familiebedrijven voor het inhuren van expertise om de bestaande regelingen wel te kunnen gebruiken. Dit zou toe te juichen zijn voor familiebedrijven, maar wij zouden het opmerkelijk vinden als de overheid gelden beschikbaar zou stellen voor de inhuur van experts om haar eigen kennelijk moeilijk toegankelijke regelingen toegankelijker te maken, en dat dan bovendien alleen voor een bepaald type bedrijven.       
     
  7. Financiën en fiscaliteit 
    Naar onze mening zien de meest concrete voorstellen op financiën en fiscaliteit. De indiener stelt voor:

    "
    - uit te spreken dat voor familiebedrijven de fiscale bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) van grote toegevoegde waarde is en te laten onderzoeken hoe deze zo effectief en efficiënt mogelijk kan worden ingezet;  
    - te zorgen dat voor (kleinere) familiebedrijven een vast aanspreekpunt bij de Belastingdienst beschikbaar is;
    - te werken aan een gelijker fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen;
    -  nader onderzoek te doen naar het marktfalen in de financiering en kredietvraagstukken van familiebedrijven.”

    Wij kunnen ons goed voorstellen dat familiebedrijven baat hebben bij de implementatie van deze voorstellen. Dit zal echter flinke kosten voor de overheid met zich brengen en het is de vraag of de familiebedrijven zich voldoende onderscheiden van andere ondernemingen om voor hen een specifieke regeling te maken. Zo zullen bijvoorbeeld ook (kleinere) niet-familiebedrijven prijs stellen op een eigen accountmanager bij de Belastingdienst.           
     
  8. Faciliterende rol overheid         
    Ten slotte zal de (centrale) overheid naar de mening van de indiener een grotere faciliterende rol moeten innemen. Suggesties zijn om een portefeuillehouder 'familiebedrijven' te introduceren, jaarlijks een Familiebedrijven Conferentie te organiseren, in Europees verband familiebedrijven expliciet op te nemen in economische plannen en provinciale ondersteuningsprogramma's (voor bijvoorbeeld het faciliteren van bedrijfsoverdracht) te delen ter inspiratie voor andere overheden.    

Afsluitende opmerkingen

Het valt op dat in de nota ook softe(re) onderwerpen aan bod komen. De emotionele aspecten van bedrijfsoverdracht worden benadrukt en verhouding tussen familie en bedrijf wordt aangekaart. Wij vragen ons af of op deze punten wel een rol voor de overheid is weggelegd en zo ja, wat het effect zou kunnen zijn van meer aandacht vanuit de overheid. Sommige voorstellen worden weinig concreet, zoals bijvoorbeeld het voorstel om "in het onderwijs" meer aandacht te besteden aan het vervullen van de rol van eigenaar en eigenaarschap.

Hoewel het mooi is dat de indiener op de bres gaat staan voor familiebedrijven, zijn veel van de gesignaleerde problemen niet onderscheidend voor familiebedrijven. Zo noemden wij hiervoor al dat familiebedrijven zich in goed gezelschap bevinden als het gaat om het ervaren van knelpunten bij de registratie van uiteindelijk belanghebbenden in het UBO-register. Het is de vraag of de specifieke kenmerken van familiebedrijven een speciale behandeling door de overheid rechtvaardigen, en of de overheid er door deze initiatiefnota voor zal kiezen om meer geld beschikbaar te stellen voor deze doelgroep.   

Wij zijn benieuwd wat de initiatiefnota teweegbrengt en zullen u op de hoogte houden van verdere ontwikkelingen.

Dit is een Legal Update van Corinne Kuipers en Mariël Vrielink.

Download als pdf

Specialist(en)