Informeel tarief voor hulpverlener met professionele kwalificaties: sociale relatie leidend bij tariefdifferentiatie informeel pgb
18-10-2021
Inleiding
Om het informele pgb binnen het sociale domein is de laatste tijd veel te doen. Een informeel pgb is een pgb dat als maatwerkvoorziening op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015 verstrekt wordt voor de bekostiging van zorg geleverd vanuit het sociale netwerk – zoals door een ouder of een familielid. De in deze Legal Update te bespreken uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 september 2021, waarbij een informeel pgb in het kader van de Wmo 2015 ter discussie staat, volgt in een reeks van recente uitspraken waarin de Raad haar licht werpt op de regelgevende bevoegdheid van gemeenten in dit kader. In de betreffende zaak beantwoordt zij onder meer de vraag welk tarief – informeel of formeel – gehanteerd moet worden voor een hulpverlener met professionele kwalificaties vanuit het eigen sociale netwerk van de cliënt.
Informele pgb en tariefdifferentiaties
De Wmo 2015 kent een regelgevende bevoegdheid toe aan gemeenten op basis waarvan zij kunnen bepalen onder welke voorwaarde een pgb toegekend kan worden aan cliënten voor de bekostiging van Wmo-hulpverlening vanuit het sociale netwerk.[1] Een parallelle bevoegdheid bestaat ook binnen de Jeugdwet.[2] Dergelijke regels hoeven echter niet beperkt te blijven tot toegangsvoorwaarden, maar kunnen ook gaan over tariefdifferentiaties tussen informele en formele zorg. In een eerdere uitspraak van 4 augustus 2021 heeft de Raad immers geoordeeld dat uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wmo 2015 voortvloeit dat de wetgever aan gemeenten de ruimte heeft willen laten om een afwijkend tarief te hanteren voor informele hulpverleners. Ofwel hulpverleners vanuit het sociale netwerk van de cliënt. In de onderhavige uitspraak ligt echter de vraag voor wie precies valt te beschouwen als informele hulpverlener. Zijn daarbij de professionele kwalificaties doorslaggevend, of juist de sociale relatie met de cliënt?
Uitspraak en beoordeling
In het onderhavige geval heeft de gemeente Groningen gebruik gemaakt van haar regelgevende bevoegdheid door aparte tarieven te hanteren voor hulp vanuit het sociale netwerk en hulp van professionele hulpverleners. Volgens de verordening geldt het informele tarief voor zorg geleverd door hulpverleners die aan het sociale netwerk van de cliënt toebehoren.
In dit geval heeft cliënt vanuit de Wmo 2015 een beschikking gekregen voor 12 uur informele zorg per week op basis van een pgb. Zorg die geleverd werd door moeder. Appellante heeft daar echter onder meer tegen geageerd, omdat zij zich niet in het informele pgb-tarief kon vinden. Moeder behoorde weliswaar onweersproken tot het sociale netwerk van cliënt, maar beschikte vanuit haar professionele achtergrond over in dit kader relevante beroepskwalificaties. Appellante stelde zich op het standpunt dat bij de beoordeling van het toepasselijke tarief (informeel of formeel) professionele kwalificaties doorslaggevend zijn. Het feit dat de hulpverlener vervolgens uit het sociale netwerk van cliënt komt zou daar dan niet aan af kunnen doen, aldus appellante.
In de eerste plaats sluit de Raad aan bij haar eerdere uitspraak van 4 augustus jl. op basis waarvan zij oordeelt dat tariefdifferentiaties tussen formele en informele hulpverlening is toegestaan. De Raad stelt vast dat in het onderhavige geval niet in geschil is dat moeder behoort tot het sociale netwerk van cliënt. Zij acht daarbij het informele tarief zonder meer van toepassing. Het feit dat moeder over bepaalde professionele kwalificaties beschikt speelt volgens de Raad verder geen rol. De tekst van de verordening is in dit kader volgens haar duidelijk en ondubbelzinnige geformuleerd. Het al dan niet behoren tot het sociale netwerk van de cliënt wordt daarbij als enig afwegingscriterium gebruikt. Een andere interpretatie/beoordeling, bijvoorbeeld in het geval van professionele kwalificaties van de hulpverlener, valt zodoende niet te rechtvaardigen.
Gevolgen voor de praktijk
Indien voor zorg vanuit het sociale netwerk bij verordening door gemeenten een informeel pgb-tarief gehanteerd wordt is bij de beoordeling of dat informele tarief van toepassing is, alleen relevant of de betreffende hulpverlener moet worden gerekend tot het sociale netwerk van de cliënt. Dat de tot het sociale netwerk toebehorende hulpverlener professionele kwalificaties heeft, speelt daarbij geen rol. Kortom, de sociale relatie van de hulpverlener met de cliënt is leidend.
Bovendien benadrukt deze uitspraak onzes inziens des te meer het belang van het hanteren van duidelijke en concrete formuleringen in gemeentelijke verordeningen. Iets wat naar ons oordeel niet alleen relevant is voor tariefdifferentiaties, maar juist voor alle voorwaarden die gemeenten op basis van hun regelgevende bevoegdheid hanteren ten aanzien van het informele pgb. Bijvoorbeeld voor het inperken van de toegang tot die voorziening (zie ook de recente GZR-updates voor onze annotatie bij een uitspraak van de Raad in het kader van de Jeugdwet). Het is volgens ons daarom aan gemeenten aanbevolen om hun regelgeving in dat kader zo concreet en ondubbelzinnig mogelijk te formuleren. Mocht het namelijk aankomen op een rechterlijke toetsing van daarop gebaseerde besluiten, dan is dat naar ons oordeel essentieel voor de juridische houdbaarheid daarvan.
Heeft u naar aanleiding van deze Legal Update vragen of bent u benieuwd naar hoe wij u in dit kader kunnen ondersteunen? Neem dan gerust contact met ons op.
Dit is een Legal Update van Bastiaan Wallage en Jean-Luc Hooglugt.
[1] Art. 2.3.6 lid 4 Wmo 2015.
[2] Art. 8.1.1 lid 3 Jeugdwet.