Hoofdlijnen Wetsvoorstel Wet stikstofreductie en natuurverbetering
09-10-2020
Het wetsvoorstel Wet stikstofreductie en natuurverbetering moet voorzien in een nieuwe, structurele aanpak van de stikstofproblematiek. Het wetsvoorstel ligt momenteel bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Zodra advies is uitgebracht, kan het wetsvoorstel worden ingediend bij de Tweede Kamer. Dit gebeurt naar verwachting in oktober of november.
Inhoud wetsvoorstel
Het hoofddoel van de structurele aanpak is "het realiseren van een gunstige of – waar dit nog niet mogelijk is – een verbeterde landelijke staat van instandhouding van stikstofgevoelige soorten en habitats", blijkens de Memorie van Toelichting. Daarmee stuurt het kabinet aan op herstel en versterking van de natuur en het terugdringen van de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. Deze maatregelen leggen het fundament voor economische en maatschappelijke activiteiten. Het zou daarmee namelijk eenvoudiger moeten zijn om aan te tonen dat nieuwe ontwikkelingen niet tot natuuraantasting zullen leiden. De nieuwe aanpak is, anders dan het Programma Aanpak Stikstof, dus geen systeem om ontwikkelingsruimte te genereren voor vergunningverlening.
Het wetsvoorstel beoogt het hoofddoel te realiseren, met de volgende elementen:
- vaststelling van een streefwaarde (ofwel ‘omgevingswaarde’ onder de Omgevingswet) voor het verminderen van de depositie van stikstof op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
- een programma stikstofreductie en natuurverbetering met bron- en natuurmaatregelen voor het verminderen van de depositie van stikstof op daarvoor gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten in Natura 2000-gebieden en
- een systematiek van periodieke monitoring en bijsturing van streefwaarde en programma en rapportage daarover.
De huidige Wet natuurbescherming en de Omgevingswet (alsmede de daarmee samenhangende besluiten) worden hiertoe aangepast.
Streefwaarde
In het Besluit natuurbescherming (en later onder de Omgevingswet ook het Besluit kwaliteit leefomgeving) wordt een streefwaarde vastgesteld voor vermindering van stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Deze streefwaarde kan worden bijgesteld, om zo benodigde flexibiliteit te bieden. Voor nu is het streven dat in 2030 voor ten minste 50% van het areaal van stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden een stikstofdepositie geldt waarmee de kritische depositiewaarde (KWD) niet meer wordt overschreden. De KWD is kort gezegd de grens waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van die habitats door stikstofdepositie significant wordt aangetast.
Naar aanleiding van het advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek en de internetconsultatie op het wetsvoorstel, heeft het kabinet laten weten dat de streefwaarde een resultaatsverplichting wordt en niet langer een inspanningsverplichting, zoals eerder was beoogd.
Programma stikstofreductie en natuurverbetering
Aan de streefwaarde wordt een programma met maatregelen gekoppeld. Een streefwaarde zonder duidelijk beleid over hoe die te realiseren, is immers van weinig betekenis. Het wetsvoorstel verplicht de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) om dit programma vast te stellen. Daarmee wordt voorzien in een integrale aanpak. Het doel van het programma is tweeledig: 1) het verminderen van stikstofbelasting op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden overeenkomstig de daarvoor vastgestelde streefwaarde en 2) het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats (habitattypen) en leefgebieden van soorten in de Natura 2000-gebieden in termen van behoud, uitbreiding of verbetering daarvan.
Het programma bevat zowel bronmaatregelen als natuurversterkende maatregelen om te voldoen aan de streefwaarde. Daarbij wordt sterk gekeken naar de beheerplannen voor de verschillende Natura 2000-gebieden. Uiteindelijk worden de maatregelen uit het programma geïntegreerd in die beheerplannen.
Monitoring en bijsturing
Het wetsvoorstel voorziet voorts in een systeem van monitoring en bijsturing. Daarmee kan worden getoetst of de streefwaarde en het programma daadwerkelijk het bedoelde resultaat hebben. Het systeem van monitoring en bijsturing ziet er als volgt uit:
- jaarlijks moet een rapportage worden gemaakt van de omvang van de stikstofdepositie op ieder Natura 2000-gebied, zodat de trend in stikstofdepositie wordt waargenomen en, indien nodig, tijdig wordt bijgestuurd door middel van bronmaatregelen;
- iedere twee jaar moet een rapportage worden gemaakt van de voortgang, uitvoering en doelbereik van de bronmaatregelen ten aanzien van de reductieopgaven en streefwaarden en een rapportage van de voortgang en uitvoering van de natuurmaatregelen;
- iedere zes jaar moet een rapportage worden gemaakt over de omvang en de kwaliteit van de stikstofgevoelige habitats in de Natura 2000-gebieden die in het programma zijn opgenomen, in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden en de landelijke staat van instandhouding. Hierbij wordt aangesloten bij de reeds bestaande monitoring van de beheerplannen en de Europeesrechtelijke rapportageplicht over de staat van instandhouding van de gebieden.
De monitoring kan aanleiding geven om het programma en/of de streefwaarde te wijzigen. Als binnen zes jaar blijkt dat de maatregelen in het programma te weinig effect sorteren, moet het programma tussentijds al worden aangepast en kan worden gekozen voor een andere verhouding tussen bronmaatregelen en natuurmaatregelen. De minister van LNV rapporteert telkens aan de Eerste en Tweede Kamer.
Gevolgen vergunningverlening
Indien de streefwaarde in 2030 niet zou worden gehaald, heeft dat geen directe gevolgen voor de vergunningverlening voor projecten. Vergunningverlening kent namelijk een eigen toetsingskader en de streefwaarde wordt daarin niet betrokken. Als echter wordt voldaan aan de streefwaarde en het beter gaat met de kwaliteit van de stikstofgevoelige habitats, zal ook vergunningverlening makkelijker verlopen.
Het is nu wachten op het advies van de Raad van State.
Dit is een Legal Update van Mathilde van Velzen-de Boer en Emily den Boer (juridisch medewerker).