Hoge Raad spreekt zich voor het eerst uit over vergoeding van affectieschade
03-12-2021
Sinds 1 januari 2019 is het mogelijk om op grond van art. 6:107 BW en art. 6:108 BW affectieschade vergoed te krijgen. Affectieschade is een vorm van smartengeld voor nabestaanden en naasten voor het verdriet wanneer een naaste door toedoen van een ander overlijdt of ernstig en blijvend letsel oploopt. Volgens de wetsgeschiedenis is van ernstig en blijvend letsel in ieder geval sprake wanneer het slachtoffer in geval van lichamelijk letsel een– middels de AMA-guides vastgestelde- - blijvende functiestoornis van 70% of meer heeft. In de gevallen waarin niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een dergelijke hoge en blijvende functiestoornis, kan de rechter ook op een andere manier de invloed van het letsel op het leven van het slachtoffer en de naaste betrekken bij zijn beoordeling.
In het arrest van 30 november 2021 heeft de Hoge Raad voor het eerst sinds de inwerkingtreding van het recht op vergoeding van affectieschade zich hierover uitgelaten. Een man heeft als gevolg van een klap op zijn hoofd met een metalen voorwerp hersentrauma opgelopen. Als gevolg hiervan heeft hij last van geheugenproblemen, concentratieproblemen, vermoeidheid en prikkelbaarheid. Door de partner van de man is vervolgens een bedrag van € 17.500,- gevorderd ter vergoeding van affectieschade, welk bedrag door het hof wordt toegewezen. Daartoe werd door het hof onder andere overwogen dat de psychiater had vastgesteld dat sprake was van hersentrauma met als gevolg geheugenproblemen, concentratieproblemen, vermoeidheid en prikkelbaarheid. Daarnaast achtte de bedrijfsarts de man niet in staat om zijn eigen functie of andere, aangepaste werkzaamheden uit te voeren zonder behandeling in een revalidatiekliniek. Het letsel en de gevolgen daarvan waren volgens het hof derhalve zo ernstig dat sprake is van een grote kentering of ingrijpende wijziging in het leven van de man, zodat voldoende vast was komen te staan dat de partner voor een vergoeding van affectieschade in aanmerking komt.
De Hoge Raad fluit het hof echter terug. Met verwijzing naar de wetsgeschiedenis concludeert de Hoge Raad dat het hof geen vaststellingen heeft gedaan over de mate van de blijvende functiestoornis bij de man noch over de invloed van het letsel van de man op het leven van de partner. Om deze reden begrijpt de Hoge Raad niet dat het hof tot het oordeel is gekomen dat er sprake is van ernstig en blijvend letsel. De zaak wordt naar het hof terugverwezen zodat opnieuw kan worden beoordeeld of de partner recht heeft op vergoeding van affectieschade.
Dit arrest van de Hoge Raad laat zien dat de mate van de blijvende functiestoornis dan wel de invloed van het letsel van het slachtoffer op het leven van de naaste, daadwerkelijk dient te worden vastgesteld alvorens een vordering tot vergoeding van affectieschade kan worden toegewezen.
Dit is een Legal Update van de teams Aansprakelijkheid & Verzekering en Zorg & Sociaal domein.