Evaluatie Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen

20-07-2018

In een eerdere Legal Update zijn de eerste bevindingen van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (“Wbfo”) aan de orde gekomen. Toen werd duidelijk dat het (destijds) te vroeg was om definitieve conclusies te trekken over de (gevreesde negatieve) effecten van de Wbfo. Daarvoor moest de evaluatie worden afgewacht. Inmiddels is het dan (eindelijk) zo ver dat de Minister is overgegaan tot verzending van de evaluatie aan de Tweede Kamer.

De evaluatie kent drie onderdelen die hierna aan de orde zullen komen. Het eerste onderdeel van de evaluatie ziet op de vraag of de Wbfo doet wat het beoogt. De belangrijkste bevinding is dat de mate van risicobereidheid afhankelijk is van de betrokkenheid met de klant. Als de klant zichtbaar is voor de financiële professional, dan neemt de risicobereidheid af. Het verlagen van het bonusplafond van 100% (Europese norm) naar 20% (Nederlandse norm) verlaagt het nemen van risico’s in dat geval niet significant. Een hoger beloningsplafond leidt wel tot het nemen van meer risico’s als de klant niet zichtbaar is voor de financiële professional. In die situatie bestaat aldus de kans dat individuele drijfveren (bijvoorbeeld een bonus) soms belangrijker worden dan het belang van een klant.

Het tweede onderdeel van de evaluatie betreft de neveneffecten van de Wbfo met betrekking tot de arbeidsmobiliteit. Er is in het jaar 2016 een toename te zien van uitstroom van financiële professionals naar andere sectoren, maar hiervan is het niet duidelijk of sprake is van een ontwikkeling of een eenmalige afwijking. Dat komt omdat alleen data over het jaar 2016 beschikbaar is. Ook kan weinig worden gezegd over de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat, omdat hiervoor meer factoren van belang zijn en er sprake is van meningen over mogelijk gedrag in een hypothetische situatie (en aldus geen daadwerkelijk gedrag). De minister vat het kort samen door aan te geven dat de evaluatie met betrekking tot de neveneffecten geen evidente effecten laat zien.

Het derde en laatste onderdeel van de evaluatie ziet op de uitvoerbaarheid van de wet en de beloningspraktijk van de Wbfo. Hierover wordt opgemerkt dat de wet als complex wordt ervaren en daardoor hoge nalevingskosten met zich brengt. Daarnaast lijkt er geen sprake te zijn van misbruik van de mogelijkheden om van het bonusplafond af te wijken. Wel wordt duidelijk dat een klein deel van de medewerkers gebruik maakt van de mogelijkheid om af te wijken van het bonusplafond voor personeel dat niet onder de CAO valt. De letter van de wet staat dit toe, maar het is volgens de Minister niet in lijn met de bedoeling van de uitzondering. Daarom zal hij in het bredere overleg met de sector het gesprek aangaan over het gebruik van deze uitzondering. De kans bestaat dat de wet (naar aanleiding van dit bredere overleg) wordt aangepast of dat de uitzondering zelfs wordt afgeschaft. De minister zal de Tweede Kamer hierover eind 2018 informeren.

Naast het informeren van de Tweede Kamer over de uitkomst van het overleg met de sector zal hij de Tweede Kamer informeren over zijn bevindingen over drie aanvullende wettelijke maatregelen met betrekking tot vaste beloningen. Op 17 juli 2018 is de consultatie gestart over deze drie wettelijke maatregelen. Kort gezegd houden de maatregelen het volgende in:

  1. Introductie van de wettelijke verplichting tot terugvordering van een deel van de vaste beloning van bestuurders als er staatssteun aan een bank wordt gegeven;
  2. Introductie van de wettelijke verplichting dat bestanddelen van een vaste beloning waarvan de waarde afhankelijk is van de marktwaarde van de eigen onderneming gedurende een nog te specificeren aantal jaren moeten worden aangehouden; en
  3. Introductie van de wettelijke verplichting dat het beloningsbeleid van financiële ondernemingen voorschrijft op welke wijze de beloningen zich verhouden tot de maatschappelijke functie van de onderneming.

Marktpartijen worden uitgenodigd om uiterlijk 31 augustus 2018 te reageren op de hiervoor genoemde consultatie. Meer in het bijzonder wordt de markt gevraagd om in te gaan op de vragen die zijn geformuleerd in het consultatiedocument.

De verwachting van de evaluatie was dat definitieve conclusies konden worden getrokken over de (gevreesde negatieve) effecten van de Wbfo. Helaas heeft de evaluatie – vanwege de beperkte beschikbaarheid van cijfers met betrekking tot de vestiging van de banken en de arbeidsmobiliteit – niet aan deze verwachting kunnen beantwoorden. Dit onderkent de Minister ook; over vijf jaar zal (opnieuw) een evaluatie worden uitgevoerd.

Dit is een Legal Update van het team Banking & Finance.

Download als pdf

Specialist(en)