Europees voorstel tot harmonisatie van herstructureringen en insolventies
28-11-2016
De EU-insolventieverordening van 2015 (‘InsVo’) is gericht op het oplossen van jurisdictie- en wetsconflicten in grensoverschrijdende insolventieprocedures en waarborgt de erkenning van rechterlijke beslissingen inzake insolventie in de hele EU. De InsVo voorziet echter niet in de harmonisatie van het materiële insolventierecht van de lidstaten: op het gebied van het insolventierecht zijn er binnen de EU nog altijd grote verschillen in wetten en regels. Op 22 november 2016 heeft de Europese Commissie daarom een nieuwe richtlijn voorgesteld, bedoeld om de verschillende nationale rechtsordes op elkaar af te stemmen. In tegenstelling tot een EU-verordening heeft een EU-richtlijn geen rechtstreekse werking in een lidstaat. Een richtlijn verplicht een lidstaat om de nationale wetgeving aan te passen om een beoogd eindresultaat te bereiken. De manier waarop wordt daarbij overgelaten aan iedere lidstaat.
In het voorstel wordt met name gefocust op de mogelijkheid om ondernemingen in een vroeg stadium te herstructureren. De richtlijn voorziet in een ‘adempauze’ waarin schuldeisers geen executie-maatregelen kunnen nemen, zodat de onderhandelingen met de schuldeisers in een betrekkelijke rust kunnen plaatsvinden. Een dergelijke adempauze is wat betreft doel en opzet vergelijkbaar met de Nederlandse surseance van betaling, maar biedt méér en concretere handvatten voor het welslagen van een herstructurering. Gedurende de adempauze dient een plan te worden opgesteld dat door de schuldeisers dient te worden goedgekeurd. Een belangrijke (positieve) factor voor de slagingskans van een herstructurering is dat een minderheid van schuldeisers met een afwijkend standpunt de herstructureringsplannen niet zal kunnen blokkeren, zelfs niet als dit preferente schuldeisers zijn.
De Nederlandse wetgever heeft op dit punt overigens al belangrijke stappen gezet met het wetsvoorstel Wet Continuïteit Ondernemingen II, waarin een (gerechtelijk) dwangakkoord buiten surseance of faillissement mogelijk wordt gemaakt.
Ten tweede wil de Commissie dat ondernemers een ‘tweede kans’ kunnen krijgen. Hiertoe zijn regels voorgesteld die natuurlijke personen die een onderneming drijven onder bepaalde voorwaarden na een maximumperiode van drie jaar volledig vrij van schulden stellen. Een dergelijke regeling is in de Nederlandse wet reeds verankerd in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).
Als laatste beoogt het voorstel de efficiëntie van insolventie-, herstructurerings- en kwijtings-procedures van de lidstaten te vergroten. De voorgestelde richtlijn is daarin nog enigszins vaag; een opvallende aanwijzing voor de Nederlandse wetgever is dat de aanstelling van bewindvoerders en curatoren transparanter dient te worden.
De door de Europese Commissie voorgestelde richtlijn dient te worden vastgesteld door de Europese Raad en het Europees Parlement. Het is te verwachten dat er nog vele aanpassingen en amendementen zullen volgen voordat het zover is. De Nederlandse wetsvoorstellen Wet Continuïteit Ondernemingen I & II zijn voor een groot deel in overeenstemming met het besproken voorstel, maar zullen mogelijk conform de uiteindelijke richtlijn moeten worden aangepast.
Dit is een Legal Update van het team Banking & Finance.