Een WHOA-akkoord levert in principe geen terugbetalingsverplichting op voor betaalde schuldeisers

27-09-2023

Begin september 2023 is een beschikking van rechtbank Midden-Nederland gepubliceerd (ECLI:NL:RBMNE:2023:4187). Deze zaak ging over de homologatie van een WHOA-akkoord, waarbij de volgende interessante vraag aan de orde kwam: kun je met een WHOA-akkoord reeds betaalde schulden achteraf nog saneren, zodat de schuldeisers in feite moeten terugbetalen?   

Achtergrond

Een onderneming in de horecagroothandel kampte met een grote schuldenlast, onder meer vanwege een dure verhuizing en tegenvallende omzet tijdens de coronacrisis. Met een WHOA-akkoord wilde de onderneming haar schulden herstructureren en voor een aanzienlijk deel saneren. De onderneming hanteerde 20 november 2022 als fixatiedatum: alleen de op die datum bestaande schulden werden meegenomen in het akkoord. Het akkoord werd breed gedragen door alle klassen van schuldeisers, maar tijdens het homologatieverzoek resteerde er één geschil over het akkoord. 

In deze zaak deed zich namelijk het volgende voor: vier dagen na de fixatiedatum heeft de onderneming per ongeluk via een automatische incasso de vorderingen van enkele partijen volledig voldaan. Zij werden aangemerkt als concurrent schuldeisers, die volgens het akkoord slechts 20% van hun vordering voldaan zouden krijgen. De Belastingdienst eiste dat het gedeelte boven de 20% door deze partijen werd terugbetaald, anders zou de Belastingdienst niet meewerken aan de totstandkoming van het akkoord. Twee partijen (hierna: 'Belanghebbenden') weigerden echter terug te betalen en meenden dat zij ten onrechte waren meegenomen in het akkoord en de stemming daarover. Zij hebben geen stem uitgebracht, omdat hun vordering al was voldaan. Zij meenden dat het verzoek tot homologatie moest worden afgewezen.

Kun je reeds betaalde schulden achteraf saneren?

De rechtbank toetste of de afwijzingsgronden voor homologatie van art. 284 lid 2 Fw van toepassing waren. Bij de toets of er ook geen 'andere redenen' zijn voor afwijzing (in de zin van art. 284 lid 2 onder i Fw), ging de rechtbank in op de vraag of uit het gehomologeerde akkoord voor Belanghebbenden een betalingsverplichting zou volgen. De rechtbank beantwoordde eerst de vraag of er nog vóórdat het akkoord werd gehomologeerd, voor Belanghebbenden een verplichting zou zijn ontstaan tot terugbetaling. Dat was volgens de rechtbank niet het geval. Anders dan in een faillissement, voorziet de wettelijke regeling van de WHOA niet in een datum waarop schulden worden gefixeerd. Er bestaat daarom geen rechtsgrond tot terugbetaling.

De tweede vraag was of een verplichting tot terugbetaling zou ontstaan dóór de homologatie van het akkoord. Dat was wel de bedoeling van de onderneming met het akkoord. Er is aan Belanghebbenden gecommuniceerd dat het teveel ontvangen bedrag zou worden verrekend met toekomstige verplichtingen. In het akkoord zelf was slechts vermeld dat Belanghebbenden behoorden tot de concurrente schuldeisers, die 20% van hun vordering ontvingen en voor het restant kwijting verleenden. 

De rechtbank oordeelde dat, zonder nadere toelichting, niet op basis van deze vermelding kan worden aangenomen dat het akkoord een terugbetalingsverplichting creëert voor Belanghebbenden. Dit doet de vraag rijzen of, indien er een uitgebreide toelichting in het akkoord zou zijn opgenomen, de rechtbank wel een verplichting tot terugbetaling zou hebben aangenomen. De rechtbank voegde voor de duidelijkheid het volgende toe aan zijn motivering:

'Daarbij is van belang dat een schuldeisersakkoord, en een verzoek tot homologatie daarvan, naar zijn aard en strekking over het algemeen betrekking heeft op het herstructureren van schulden en niet zal inhouden dat aan (gewezen) schuldeisers een nieuwe financiële verplichting wordt opgelegd.' 

De uitvoering van een akkoord kan volgens de rechtbank uiteindelijk onderwerp zijn van een civiele procedure tussen Belanghebbenden en de onderneming. Het is niet de WHOA-rechter die over dit geschil het laatste oordeel heeft. De bepalingen in het akkoord gaven in ieder geval geen grond voor weigering van de homologatie, ook niet als daaruit wél een terugbetalingsverplichting voor Belanghebbenden zou volgen. Daarbij speelde een rol dat in dit geval het belang van de onderneming en haar gezamenlijke schuldeisers bij de homologatie van het akkoord, zwaarder woog dan het belang van Belanghebbenden bij weigering van de homologatie van het akkoord. 

Conclusie

De rechtbank heeft gezien de aard van de procedure geen definitief oordeel gegeven over de vraag of reeds betaalde schulden achteraf nog gesaneerd kunnen worden met een WHOA-akkoord. Desondanks blijkt dat een WHOA-akkoord er in principe niet voor bedoeld is om nieuwe financiële verplichtingen op te leggen aan schuldeisers. Een meer praktische les is dat ondernemingen die gebruikmaken van de WHOA, na de (zelf gekozen) fixatiedatum eventuele automatische incasso's goed in de gaten moeten houden. In dit geval zorgde een kleine onoplettendheid ervoor dat de homologatie van een breed gesteund akkoord onnodig werd bemoeilijkt.

Wilt u meer informatie of heeft u een vraag over de WHOA? Neem dan gerust contact op met een van onze specialisten van het team Herstructurering & Insolventie of bekijk de WHOA-pagina op onze website.  

Dit is een Legal Update van Margreet Eveleens-van der Zwaag.

Download als pdf