De Warmtewet 2: Hoofdlijnen (deel 1 van 3)

15-12-2020

Afgelopen zomer lag het wetsvoorstel 'Wet collectieve warmtevoorziening' (beter bekend als de Warmtewet 2) ter internetconsultatie voor. De Warmtewet 2 brengt voor alle actoren binnen de warmtesector veranderingen met zich mee. In een drietal Legal Updates besteden wij aandacht aan de Warmtewet 2 en bespreken wij deze veranderingen.

In deze eerste Legal Update van ons drieluik bespreken wij de hoofdlijnen van het wetsvoorstel. Wat gaat er op hoofdlijnen veranderen ten opzichte van de huidige Warmtewet?

Onze volgende Legal Update staat volledig in het teken van gemeenten. Wat is de rol van gemeenten bij collectieve warmtevoorzieningen en welke taken en bevoegdheden hebben gemeenten onder de Warmtewet 2?

In de derde en laatste Legal Update van deze reeks bespreken wij enkele financiële aspecten van de Warmtewet 2. Hoe ziet de nieuwe tariefregulering onder de Warmtewet 2 eruit en wat zijn de gevolgen daarvan voor verbruikers?

Wij gaan in deze reeks uit van het wetsvoorstel zoals dat afgelopen zomer ter internetconsultatie is voorgelegd.

Doel wetsvoorstel

Een warmtenet voorziet gebouwen van warm, respectievelijk koud, water. In combinatie met een duurzame warmtebron is een warmtenet een alternatief voor het gebruik van aardgas bij verwarming.
De huidige Warmtewet, opgesteld in 2013, reguleert reeds de levering van warmte aan verbruikers via een warmtenet. De focus ligt daarbij op consumentenbescherming. Consumenten die zijn aangesloten op een warmtenet (voornamelijk gevoed met restwarmte vanuit de industrie) hebben, anders dan bij een aansluiting op gas of elektriciteit, geen keuze in hun warmteleverancier. Teneinde hen te beschermen tegen de monopoliepositie van de warmteleveranciers, bevat de huidige Warmtewet onder meer regels omtrent leveringszekerheid en maximumtarieven.

De Warmtewet 2 is erg belangrijk in het kader van de energietransitie. In het Klimaatakkoord is de ambitie neergelegd de gebouwde omgeving verder te verduurzamen. Huishoudens zullen meer afhankelijk worden van de levering van warmte en het belang van collectieve warmtesystemen neemt als gevolg hiervan toe. Een knelpunt onder de huidige Warmtewet is dat gemeenten nog weinig mogelijkheden hebben om zelf een sturende rol in te nemen in de realisering van warmtenetten. Ook bevat de huidige Warmtewet geen duurzaamheidsambitie. De Warmtewet 2 brengt hier verandering in en vervangt uiteindelijk de huidige Warmtewet. Kortom, met de Warmtewet 2 beoogt de minister van Economische Zaken & Klimaat (hierna: de minister) de groei en verduurzaming van collectieve warmtesystemen te stimuleren en reguleren.

Drie pijlers

De Warmtewet 2 is gestoeld op drie pijlers: 1) een vernieuwde marktordening, 2) een transparante tariefregulering en 3) verduurzaming. Wij behandelen deze aspecten achtereenvolgens.

Marktordening

De minister beoogt met de Warmtewet 2 de marktordening beter aan te sluiten op de specifieke kenmerken van collectieve warmtesystemen. Onder de nieuwe marktordening krijgen gemeenten de regie op basis van een wijkgerichte aanpak en krijgen warmtebedrijven meer zekerheid over hun inkomsten.

De belangrijkste uitgangspunten in de marktordening onder de Warmtewet 2 zijn de volgende:

  1. Per warmtekavel (een aaneengesloten gebied waarbinnen verbruikers op een warmtenet zijn aangesloten) wordt één warmtebedrijf aangewezen. Aangewezen warmtebedrijven krijgen een exclusief recht tot transport en levering van warmte binnen het warmtenet, behoudens enkele uitzonderingen. Er geldt een wettelijk verbod om zonder aanwijzing als warmtebedrijf warmte te transporteren en te leveren.
  2.  Daartegenover staat dat het aangewezen warmtebedrijf binnen het warmtekavel een warmtenet dient aan te leggen, te exploiteren en te onderhouden. Kortom, het warmtebedrijf wordt integraal verantwoordelijk voor de realisatie en exploitatie van het collectieve warmtesysteem binnen het warmtekavel waarvoor het warmtebedrijf is aangewezen. Ook is het warmtebedrijf verplicht verbruikers binnen het warmtekavel aan te sluiten, tenzij een potentiële verbruiker te kennen geeft dat niet te willen
  3. Het aangewezen warmtebedrijf kan publiek, privaat of een combinatie daarvan zijn. Dit verschilt met bedrijven binnen de gas- en elektriciteitssector (vgl. artikel 93 lid 3 Elektriciteitswet 1998 en artikel 85 lid 3 Gaswet).
  4. Gemeenten hebben een regierol in de aanwijzing van warmtebedrijven en vaststelling van warmtekavels. In het volgende deel van deze reeks gaan wij hier uitgebreider op in.

Naast collectieve warmtesystemen op basis van een warmtekavel en warmtebedrijf bestaan nog twee andere vormen van collectieve warmtevoorziening, die in de Warmtewet 2 apart worden gereguleerd. Dit zijn kleine collectieve warmtesystemen (hoofdstuk 3 en 4 Warmtewet 2) en warmtetransportnetten (hoofdstuk 5 Warmtewet 2). Kleine collectieve warmtesystemen zijn systemen met maximaal 500 kleinverbruikers of huurders en leden van een Vereniging van Eigenaren (VvE) met een aansluiting van maximaal 100 kilowatt. Warmtetransportnetten kunnen van nut zijn in een gebied waar het aanbod duurzame warmtebronnen dermate groot is, dat het de lokale warmtebehoefte overstijgt. Het overschot aan warmte kan via een warmtetransportnet beschikbaar worden gemaakt voor grootschalige afnemers in de regio (zoals tuinders). De minister wijst voor een dergelijk warmtetransportnet een warmtetransportnetbeheerder aan.

Tariefregulering

Onder de huidige Warmtewet zijn de tarieven voor kleinverbruikers van warmte uit warmtenetten gemaximeerd op basis van de gasreferentie: de gemiddelde uitgaven van een huishouden aan het verwarmen met aardgas. In beginsel betaalt een afnemer van het warmtenet niet meer dan iemand met een gasaansluiting, ook wel het 'niet meer dan anders'-principe genoemd. Deze tariefregulering geeft echter geen feitelijke weerspiegeling van de daadwerkelijke kosten van het collectieve warmtesysteem. Ook wordt hiermee de overstap van aardgas naar warmte niet gestimuleerd. De gasreferentie wordt dan ook onder de Warmtewet 2 losgelaten. Daarvoor in de plaats komt een kostengebaseerde tariefsystematiek.

In onze derde Legal Update van deze reeks gaan wij in op de nieuwe tariefregulering onder de Warmtewet 2.

Verduurzaming

Om aan de ambitie uit het Klimaatakkoord te voldoen, moeten de warmtenetten worden aangesloten op CO2-vrije warmtebronnen, zoals aardwarmte, biomassa, restwarmte, aquathermie en warmte-koude opslag (WKO). In de Warmtewet 2 worden prestatienormen opgenomen voor de CO2-uitstoot die maximaal gemoeid mag zijn bij de levering van warmte. De prestatienorm wordt tot 2030 jaarlijks vastgesteld, rekening houdend met het doel van CO2-vrije warmte in 2050.

Overgangsrecht voor bestaande collectieve warmtesystemen

Er komt een overgangsregime voor bestaande collectieve warmtesystemen. Het gebied waar het collectieve warmtesysteem ligt, zal worden omgezet naar een warmtekavel. Het bedrijf aldaar wordt het aangewezen bedrijf. De Warmtewet 2 zal zodoende ook van toepassing zijn op de bestaande collectieve warmtesystemen.

Vervolg wetgevingstraject

Gezien de vele reacties op de consultatieversie, zal de Warmtewet 2 hoogstwaarschijnlijk nog op een aantal punten wijzigen. Ook heeft minister Wiebes bij de internetconsultatie enkele specifieke vragen opgenomen, die in ieder geval nog uitwerking vergen. Deze vragen zien op:

  • de situatie dat een warmtebedrijf niet zelf over het eigendom van het warmtenet beschikt; en
  • nadere regels voor toegang tot warmtesystemen om de koppeling van warmtesystemen van verschillende warmtebedrijven beter mogelijk te maken.

Als alles volgens planning verloopt, zal de Warmtewet 2 op 1 januari 2022 in werking treden. In onze volgende Legal Update gaan wij in op de rol van gemeenten onder de Warmtewet 2.

Dit is een Legal Update van Monique Rus-van der Velde en Emily den Boer (juridisch medewerker).

Download als pdf

Specialist(en)