De Hoge Raad spreekt zich uit: medische analyse geen persoonsgegeven

19-03-2018

Het was even wachten, maar afgelopen vrijdag 16 maart 2018 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de vraag of het medisch advies, althans de analyse van bestaande medische gegevens, persoonsgegevens betreffen. Aanleiding voor de procedure was het vermeend onzorgvuldig handelen van een gynaecoloog tijdens het uitvoeren van een keizersnede bij een patiënte. Tijdens de procedure in hoger beroep werd door de patiënte een incident opgeworpen, omdat haar ter ore was gekomen dat de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis zich tot een deskundige had gewend en dat deze zijn opinie in de vorm van een notitie aan de verzekeraar had gegeven. De patiënte vorderde afschrift van, dan wel inzage in de bevindingen van de deskundige op grond van (de exhibitieplicht van) artikel 843a Rv. Zij deed daarbij tevens een beroep op de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), althans zij stelde dat het ziekenhuis en de gynaecoloog zich er, gelet op die wet, niet op konden beroepen dat het recht op een eerlijk proces mee zou brengen dat inzage moest worden geweigerd. Het Gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat het beroep op de Wbp de patiënte niet kon baten omdat – vergelijkbaar met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 juli 2014 (nr. C-141/12 en nr. C-372/12) – de medische analyse in het medisch advies geen informatie over de belanghebbende bevat die door de belanghebbende zelf gecontroleerd kan worden op de juistheid ervan. Alleen die gegevens worden door de Wbp beschermd. De incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv werd dan ook afgewezen omdat gewichtige redenen zich tegen inzage verzetten en een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de verschaffing van de medische analyse was gewaarborgd.

In cassatie heeft de Hoge Raad het oordeel van het Gerechtshof Amsterdam in stand gelaten. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het medisch advies, althans de analyse van de medische gegevens, geen persoonsgegevens in de zin van de Richtlijn 95/46/EG – in Nederland geïmplementeerd in de Wbp – betreffen. Een patiënt kan aan de Wbp derhalve niet het recht op verstrekking van die medische analyse ontlenen, aldus de Hoge Raad.

Met dit arrest is duidelijkheid gekomen over een vraag die de gemoederen in de praktijk lange tijd heeft bezig gehouden. Het belang van de aansprakelijkgestelde partij om in vrijheid en beslotenheid zijn verdediging voor te bereiden en daarover van gedachten te wisselen met een medisch adviseur lijkt met dit arrest te zijn gewaarborgd.

Dit is een Legal Update van Petra klein Gunnewiek en Lisan Homan.

Download als pdf

Specialist(en)