Bestuursrechter past grondentrechter alleen nog toe binnen het omgevingsrecht
09-02-2022
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: 'de Afdeling') past de zogenaamde grondentrechter vanaf nu alleen nog in het omgevingsrecht toe. Dat volgt uit twee uitspraken van vandaag (1 en 2). Op basis van de grondentrechter worden argumenten (‘gronden’) die eerst in hoger beroep worden aangevoerd, niet inhoudelijk beoordeeld als er geen goede reden bestaat om die argumenten niet al bij de rechtbank naar voren te brengen. Maar dat is vanaf heden dus anders.
Rechtseenheid en redenen van rechtsbescherming
Met deze nieuwe lijn wenst de Afdeling aan te sluiten bij de andere hoge bestuursrechters die geen grondentrechter toepassen. Deze nieuwe lijn verhoogt de rechtsbescherming, draagt bij aan de rechtseenheid in het bestuursrecht en creëert voor de rechtspraktijk duidelijkheid, aldus de Afdeling.
Beperkingen
Het verlaten van de grondentrechter betekent niet dat er in elk stadium en ongelimiteerd nieuwe argumenten naar voren kunnen worden gebracht in hoger beroep.
- Zo kan de bestuursrechter met het oog op de 'goede procesorde' nieuwe argumenten onbesproken laten, bijvoorbeeld omdat de andere partijen daardoor overvallen worden en daardoor niet fatsoenlijk op deze argumenten kunnen reageren, maar ook als deze nieuwe leiden tot een onaanvaardbare vertraging in de behandeling van de zaak.
- Gronden die uitdrukkelijk zijn prijsgegeven, worden niet inhoudelijk beoordeeld als zij in hoger beroep (opnieuw) worden aangevoerd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 januari 2006 en het arrest van de Hoge Raad van 4 december 2009).
- Op een gegeven instemming met een door de rechter in eerste aanleg gekozen werkwijze kan evenmin in hoger beroep worden teruggekomen (uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2011).
Redenen waarom de grondentrechter nog wel in het omgevingsrecht wordt toegepast
De Afdeling heeft uitdrukkelijk bepaald dat in het omgevingsrecht de grondentrechter nog wel wordt toegepast. Reden daarvoor is dat in dit soort zaken vaak de belangen van derden een belangrijke rol spelen. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan procedures op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening en de Wet Natuurbescherming. Vanuit een oogpunt van rechtszekerheid voor die derden is het van belang dat de bestuursrechter niet alleen waakt over de (proces)positie van de partij die hoger beroep instelt, maar ook voor de procespositie van de overige partijen. Daar komt bij dat het in omgevingsrechtelijke zaken vaker gaat om zaken met grote maatschappelijke belangen zoals infrastructurele projecten, woningbouw en energietransitie met korte wettelijke afdoeningstermijnen waarvoor een efficiënte rechtsgang extra van belang is.
Als evident is dat het toestaan van één of meer nieuwe gronden in hoger beroep leidt of kan leiden tot benadeling van derde-belanghebbenden, kan de bestuursrechter echter wel een uitzondering maken op dit uitgangspunt binnen het omgevingsrecht. Dit is echter anders als de Crisis- en herstelwet (hierna: 'Chw') van toepassing is. Uit de Chw volgt onder andere dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen nieuwe argumenten meer kunnen worden aangevoerd. Het zou dan in strijd met deze wet zijn om deze bepaling terzijde te schuiven.
Dit is een Legal Update van Monique Rus-Van der Velde.