Beste Practices AIFM-vergunning
31-01-2018
Afgelopen week heeft de AFM een rapport gepubliceerd naar aanleiding van het kwalitatief onderzoek naar de naleving van de wettelijke vereisten omtrent integere bedrijfsvoering, governance en vermogensscheiding onder beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen. De AFM roept alle beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen op om kennis te nemen van het rapport, waaronder best practices die door de AFM zijn geformuleerd, en waar nodig verbeteringen door te voeren in hun organisatie.
De AIFM-richtlijn kent een groot aantal vereisten voor de beheerders. Een daarvan betreft de verplichting om over passende risicosystemen te beschikken. De AFM verwacht van beheerders een beschrijving van concrete risicolimieten die aansluiten bij de relevante risico’s voor de beleggingsinstelling. Het is aldus onvoldoende de risicolimieten (zeer) algemeen te beschrijven, waardoor het praktisch onmogelijk is te beoordelen wanneer beheersmaatregelen moeten worden getroffen. Overigens is deze ontwikkeling op meer plaatsen binnen het financiële regulatoire kader te herkennen. Ik noem ter illustratie de nieuwe Prospectusverordening die in 2019 volledig in werking zal treden (uiteraard met een geheel ander toepassingsbereik), waarin ook uitdrukkelijk wordt gewezen op het benoemen van risico’s die specifiek zijn voor de uitgevende instelling.
Met een beroep op het evenredigheidsbeginsel kan van sommige verplichtingen van de AIFM-richtlijn worden afgeweken. Dit beroep moet dan wel gedegen worden gemotiveerd (waarbij de aard en doelstelling van het relevante wettelijke vereiste in aanmerking worden genomen). Het is, volgens de AFM, bijvoorbeeld niet voldoende een generiek beroep te doen op de geringe omvang van een beheeronderneming. Daarnaast formuleert de AFM een aanvullende of verzwaarde motiveringsplicht in de situatie waarin een beheerder zich vrijwillig heeft onderworpen aan het toezicht van de AIFM-richtlijn en in de situatie waarin de beheerder retailbeleggers bedient. Tot slot wijst de AFM ook op de evaluatie van de toepassing van het evenredigheidsbeginsel die ten minste jaarlijks moet geschieden. In de beschrijving van de administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) moeten de uitkomsten van deze evaluatie worden vastgelegd.
Een ander belangrijk aandachtspunt in het rapport betreft (sub)delegaties. Een beheerder dient zich volgens de best practice altijd het recht voor te behouden om in te stemmen met elke subdelegatie van werkzaamheden op het moment van aanvang van die werkzaamheden. Voor afwijking van deze best practice geldt het "pas toe of leg uit-beginsel" dat in de AO/IC gemotiveerd dient te worden.
Over bestuurderssamenstellingen wordt in het rapport aangegeven dat de dagelijks beleidsbepalers van de beheerder zitting moeten hebben in het (statutair) bestuur van de beheerder en het statutair bestuur uitsluitend moet bestaan uit natuurlijke personen. Voor afwijking van deze best practices geldt opnieuw het "pas toe of leg uit-beginsel" dat in de AO/IC gemotiveerd dient te worden.
Tot slot besteedt de AFM aandacht aan de instelling van een medezeggenschapsorgaan en van een orgaan ten behoeve van intern toezicht, die overigens niet verplicht moeten worden ingesteld op grond van de wettelijke vereisten. Aangezien de AFM positief staat tegenover de instelling van deze organen, heeft zij best practices ontwikkelt die er kort gezegd op neerkomen dat een beheerder een heldere en evenwichtige governancestructuur moet hanteren en dat de beheerder (huishoudelijke) reglementen ontwikkelt waarin de taken en verantwoordelijkheden van de organen helder uiteen zijn gezet.
Kortom, de AFM geeft in dit rapport meerdere handreikingen door middel van best practices en handzame praktijkvoorbeelden. Het is te verwachten dat AFM de komende jaren vergelijkbare onderzoeken zal uitvoeren waarbij onder andere zal worden beoordeeld of de beheerders aan de slag zijn gegaan met de bevindingen uit het huidige rapport.
Dit is een Legal Update van het team Banking & Finance.