Een duurzame stad, nu en onder de Omgevingswet
26-01-2023
Onze steden moeten veranderen vanwege klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie en bevolkingstoename. Op weg naar een duurzame stad komt de vraag vanuit gemeenten hoe juridische instrumenten daarbij kunnen worden ingezet. Extra uitdaging daarbij is dat het omgevingsrecht al jaren wacht op de invoering van de Omgevingswet. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2024.
Dit kwartaal staan wij in drie blogberichten stil bij het thema 'Een duurzame stad' en daarbij gaan we niet alleen in op juridische instrumenten en mogelijkheden uit de Omgevingswet, maar kijken we ook naar hoe het huidige recht al kan worden ingezet om duurzaamheidsdoelstellingen te halen. Om te beginnen gaan we in op een aantal mogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet (hierna: 'Chw').
De Crisis- en herstelwet als vaste waarde
De tijdelijk bedoelde Chw is al bijna 13 jaar een vaste waarde in het omgevingsrecht. Naast procedurele maatregelen (beperking beroepsrecht decentrale overheden, versnelling beroepsprocedures) is ook de experimentregeling van artikel 2.4 van de Chw van groot belang geweest voor de praktijk. Door de Chw kan worden afgeweken van geldende regelgeving, onder andere met de Wet ruimtelijke ordening.
Met deze experimentregeling kunnen gemeenten nu al gebruik maken van flexibiliteitsmogelijkheden die de Omgevingswet straks (ook) biedt. Daarnaast introduceerde de Chw een apart juridisch instrument: het projectuitvoeringsbesluit. Wij zoomen in deze blog in op deze experimentregeling en het projectuitvoeringsbesluit.
Experimentregeling: Zeer divers en nog altijd in te zetten
Nieuwe experimenten op grond van artikel 2.4 van de Chw moeten bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. Maar als gemeenten gebruik willen maken van al eerder vastgestelde experimenten die voor andere gemeenten gelden, dan kan dat bij ministeriële regeling, doordat dan wordt opgenomen dat het experiment ook voor gemeente X is gaan gelden. In 2022 werd deze ministeriële regeling maar liefst zes keer aangepast en daarmee is duidelijk dat er – na aanmelding bij het ministerie –best snel gebruik kan worden gemaakt van al elders gebruikte experimenten. In totaal zijn we inmiddels al toe aan de negentiende tranche (wijziging) van de ministeriële regeling.
Het meest bekende experiment uit de Chw is het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Veel gemeenten zijn daarmee bezig. Echter, paragraaf 3 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet kent meer dan 60 experimenten. Een aantal van deze experimenten is beperkt in tijd en kan daardoor niet opnieuw worden ingezet, maar voor veel andere experimenten geldt dit niet. En deze experimenten kunnen voor gemeenten behulpzaam zijn bij hun wens duurzamer te worden.
Zo is in artikel 6t van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet opgenomen dat de gemeenteraad een meldingsplicht voor leegstand kan invoeren en dat B&W een leegstandsbeschikking kunnen afgeven, waarin bijvoorbeeld bepaald wordt dat de eigenaar verplicht is de woonruimte te verhuren. Met de wijziging van de ministeriële regeling van oktober 2022 geldt dit artikel ook voor de gemeente Utrecht en beschikt de gemeente dus vanaf dit moment over een nieuw juridisch instrument.
Maar ook verschillende verruimingen van vergunningvrij bouwen (bijvoorbeeld voor zonnepanelen), die op grond van de nu geldende regelgeving nog niet mogelijk zijn, zijn als experiment aan te wijzen. Artikel 6g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet geeft hiervan een voorbeeld.
Deze twee voorbeelden laten zien dat het best interessant is om eens goed te kijken naar paragraaf 3 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
Projectuitvoeringsbesluit: het mooiste versnellingsinstrument dat nog zelden is gebruikt
Voor woningbouwprojecten (mits aangewezen in de structuurvisie) en bouwprojecten van maatschappelijke betekenis kan een projectuitvoeringsbesluit worden verleend door het college van B&W. Het projectuitvoeringsbesluit vervangt alle losse besluiten die anders nodig waren geweest voor het project. Naast deze efficiënte bundeling is een groot voordeel van het instrument dat er maar rechtsbescherming in één instantie mogelijk is. De fase van beroep bij de rechtbank wordt namelijk overgeslagen en in een tijd van oplopende wachttijden bij de bestuursrechters kan dit een grote plus zijn.
'Onbekend maakt onbemind': dit lijkt een belangrijke reden waarom er sinds 2010 maar mondjesmaat van dit instrument gebruik is gemaakt. Daarnaast is ook onhandig dat de Chw vereist dat wanneer van het bestemmingsplan wordt afgeweken met het projectuitvoeringsbesluit, de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven. Dit kost veel tijd omdat je daarmee vaak twee keer langs de gemeenteraad zal moeten. Gemeenteraden kunnen dit voorkomen door deze projecten bij voorbaat op te nemen in hun lijst van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist (artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht).
Voor woningbouwprojecten en maatschappelijke bouwprojecten kan het interessant zijn om te onderzoeken of het projectuitvoeringsbesluit een versnelling kan opleveren.
Kortom
Het zo snel mogelijk halen van duurzaamheidsdoelstellingen staat niet toe dat op de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt gewacht. Zeker niet als in de komende maanden zou blijken dat de inwerkingtreding van de wet opnieuw moet worden uitgesteld. Gelukkig kan er ook onder het huidige recht veel en daarbij is het verstandig om de mogelijkheden van de Chw niet uit het oog te verliezen.
Deze blog is geschreven door Merel Holtkamp en Monique Rus en is onderdeel van het thema 'Duurzame Stad' in onze blogreeks Aftellen naar de Omgevingswet. Heeft u vragen naar aanleiding van een van onze blogs over de Omgevingswet, neemt u dan gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.