Een aanvraag voor wijziging van het planologisch kader: Hoe zit dit met het tijdelijk deel van het omgevingsplan?
10-02-2022
Deze blog maakt onderdeel uit van het thema 'Omgevingsplan' in de reeks ‘Aftellen naar de Omgevingswet’ en is op 27 juni 2024 geactualiseerd.
In een eerder blogbericht stonden we stil bij de mogelijkheid om – net als onder de Wet ruimtelijke ordening – een aanvraag voor wijziging van het omgevingsplan (nieuwe deel) in te dienen. In dit blogbericht zoomen wij in op de vraag of het onder de Omgevingswet mogelijk is om het oude bestemmingsplan (het tijdelijk deel van het omgevingsplan) te wijzigen.
Het tijdelijk deel van het omgevingsplan
Op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt het geldende planologische kader automatisch onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Hiervoor hoeven gemeenten dus niets te doen. Daarnaast krijgen gemeenten van het Rijk een set aan regels mee die ook in het tijdelijk deel van het omgevingsplan terecht komen. Deze set aan regels van het Rijk heet de 'bruidsschat'. Gemeenten krijgen vervolgens tot en met 2029 de tijd om alle regels uit dit tijdelijke deel om te zetten in een nieuw omgevingsplan. Bij de omzetting naar een definitief omgevingsplan (ook wel 'nieuw deel' van het omgevingsplan) moet vervolgens aan de eisen van de Omgevingswet worden voldaan.
Wat regelt het overgangsrecht voor wijzigingen van het planologisch kader?
Voordat we de vraag kunnen beantwoorden of het voor gemeenten mogelijk is om het tijdelijk deel van het omgevingsplan te wijzigen, is het relevant om te weten dat het overgangsrecht voor aanvragen om bestemmingsplanwijzigingen vier situaties onderscheidt:
- Een aanvraag om het vaststellen of wijzigen van het bestemmingsplan is vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ingediend, en het bestuursorgaan heeft in reactie daarop - eveneens vóór inwerkingtreding – een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. In dat geval is het oude recht van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing tot dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden (art. 4.6 lid 2 Invoeringswet (IOw)).
- Een aanvraag om het vaststellen of wijzigen van het bestemmingsplan is vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ingediend, en het bestuursorgaan heeft in reactie daarop - eveneens vóór inwerkingtreding – de bestemmingsplanprocedure doorlopen (afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht) maar negatief beslist. In dit geval is het oude recht van toepassing (art. 4.6 lid 4 IOw). Dit betekent dat beroep openstaat bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het negatieve besluit en dat de bestuursrechter het besluit zal toetsen aan de oude regels.
- Een aanvraag om het vaststellen of wijzigen van het bestemmingsplan is vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ingediend, en het bestuursorgaan heeft niet voor inwerkingtreding een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. In dit geval is toch het oude recht van toepassing (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1529.
- Een aanvraag om het wijzigen van het omgevingsplan wordt na de inwerkingtreding gedaan. Het nieuwe recht is van toepassing (art. 4.6 lid 4 jo art. 4.3 IOw).
Kortom, welke mogelijkheden hebben gemeenten om het tijdelijk deel van het omgevingsplan te wijzigen?
Voor de bovengeschetste situatie 4 geldt dat het vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet onmogelijk is om een bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. Het tijdelijk plan is feitelijk 'bevroren'.
Het gevolg hiervan is dat een bestuursorgaan, na de inwerkingtreding, alleen nog positief kan beslissen op een aanvraag voor wijziging van het planologisch kader, door het bestemmingsplan (tijdelijk deel) te vervangen door het vaststellen van een omgevingsplan (nieuw deel). In het nieuwe deel worden dan nieuwe regels opgenomen en wordt bepaald dat de regels in het tijdelijk deel vervallen. Daarbij moet dan aan alle regels uit de Omgevingswet voor het vaststellen van een omgevingsplan worden voldaan. In zoverre is het dus niet mogelijk om op de oude voet verder te gaan.
Maar in ons blogbericht van volgende week zullen wij inzoomen op een soort 'workaround'-optie die er volgens VNG en IPLO wel is, waarmee de bevroren bepalingen in het oude deel gepasseerd kunnen worden in het nieuwe deel met de zogenaamde voorrangsbepalingen.
Deze blog is geschreven door Merel Holtkamp en is onderdeel van het thema 'Overgangsfase direct voor en na inwerkingtreding' in onze reeks over de Omgevingswet. Heeft u vragen naar aanleiding van een van onze blogs over de Omgevingswet, neemt u dan gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.