De aanvang van de korte verjaringstermijn bij verjaring van vorderingen tot schadevergoeding

21-08-2018

In Bedrijfsjuridische berichten (Bb) 2018, nr. 56 schreef Ilse Bakker het artikel ‘De aanvang van de korte verjaringstermijn bij verjaring van vorderingen tot schadevergoeding’.

In dit artikel bespreekt Ilse het arrest van de Hoge Raad van 4 mei 2018 waarin de aanvang van de korte verjaringstermijn van vorderingen tot schadevergoeding (art. 3:310 BW lid 1 BW) centraal staan. Voor het antwoord op de vraag wanneer de verjaringstermijn van vorderingen uit onrechtmatige daad aanvangt, dient te worden gekeken naar het moment waarop de benadeelde schuldeiser daadwerkelijk in staat is geweest zijn vordering in te stellen. Een schuldeiser is hiertoe daadwerkelijk in staat als hij voldoende zekerheid heeft verkregen over het bestaan van de schade, de oorzaak van de schade of de hiervoor verantwoordelijke persoon. Voldoende zekerheid over de juridische beoordeling van de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon is daarentegen niet vereist.

Download als pdf

Specialist(en)