Subjectieve of objectieve uitleg aanvang tweemaandentermijn bij kennisgevingsplicht van de verzekeraar?

23-03-2023

Op grond van artikel 7:928 lid 1 BW is een verzekeringnemer verplicht de verzekeraar vóór het sluiten van de overeenkomst alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan hij weet of behoort te begrijpen dat de beslissing van de verzekeraar om een verzekering te sluiten hiervan kan afhangen. Dit wordt ook wel de 'mededelingsplicht' van de verzekeringnemer genoemd en betreft informatie over bijvoorbeeld de gezondheid, eerdere schademeldingen en het strafrechtelijk verleden.

Indien niet aan deze mededelingsplicht wordt voldaan kan de verzekeraar dekking weigeren of de verzekering opzeggen. Dit is ingevolge artikel 7:929 lid 1 BW slechts mogelijk indien de verzekeraar de verzekeringnemer binnen twee maanden na de ontdekking op de schending van de mededelingsplicht, en de gevolgen daarvan, wijst. Dit betreft de zogeheten 'kennisgevingsplicht' van de verzekeraar. Maar wanneer is sprake van 'ontdekking' en wanneer begint deze tweemaandentermijn te lopen? P-G Hartlief beantwoordt deze vraag in een recent gepubliceerde conclusie (ECLI:NL:PHR:2023:140).

Relevante feiten

Aanleiding voor deze conclusie is een dekkingsgeschil tussen een verzekeraar en een koeriersbedrijf. Bij de aanvraag van een motorrijtuigenverzekering voor een bedrijfsauto in 2016 heeft (de assurantietussenpersoon van) het koeriersbedrijf de vraag of in de laatste drie jaar sprake is geweest van schade of dat in de laatste drie jaar meer dan € 10.000,- aan schade is betaald met nee beantwoord. Nadat de bedrijfsauto in maart 2018 is gestolen wordt in opdracht van de gevolmachtigde van de verzekeraar een onderzoek ingesteld naar de toedracht en omvang van de schade.

Nadat het rapport, dat reeds op 23 april 2018 beschikbaar was, op 18 juni 2018 door de verzekeraar wordt ontvangen doet zij nader onderzoek naar het schadeverleden van (de bestuurders van) het koeriersbedrijf, waaruit blijkt dat er in de laatste drie jaar twintig schademeldingen zijn gedaan en een bedrag van omstreeks € 58.000,- aan schade is uitgekeerd. Na vergelijking van deze gegevens met het aanvraagformulier stelt de verzekeraar het koeriersbedrijf er op 16 augustus 2018 van op de hoogte dat de vraag naar het schadeverleden niet naar waarheid is ingevuld, en wijst zij hen op de gevolgen daarvan.

Procedure bij de rechtbank en het hof

Het koeriersbedrijf start vervolgens een procedure waarin nakoming van de verzekeringsovereenkomst en uitkering van de (diefstal)schade wordt gevorderd. Volgens het koeriersbedrijf kan de verzekeraar de schending van de mededelingsplicht niet meer inroepen omdat zij haar hier pas op 16 augustus 2018 van in kennis heeft gesteld, terwijl zij dit al na ontvangst van het rapport op 23 april 2018, en in ieder geval vóór 16 juni 2018, moet hebben ontdekt. Zowel de rechtbank als het hof Amsterdam wijzen de vordering af omdat de verzekeraar niet eerder dan twee maanden voor 16 augustus 2018 daadwerkelijk heeft ontdekt dat sprake was van een schending van de mededelingsplicht.

Conclusie Hartlief

In cassatie draait het om de vraag of er voor aanvang van de tweemaandentermijn uit moet worden gegaan van een subjectieve uitleg (daadwerkelijke ontdekking door de verzekeraar) of dat er ruimte is voor objectivering (heeft de verzekeraar redelijkerwijs behoren te ontdekken).

Hartlief komt op basis van de tekst en parlementaire geschiedenis van artikel 7:929 lid 1 BW tot de conclusie dat het begrip 'ontdekking' subjectief moet worden uitgelegd. Om van feitelijke/daadwerkelijke ontdekking te kunnen spreken moet bij de verzekeraar wel een voldoende mate van zekerheid bestaan dat de mededelingsplicht is geschonden. Een enkel vermoeden doet de tweemaandentermijn nog niet aanvangen, nodig is dat de verzekeraar daaromtrent een voldoende mate van zekerheid heeft. Verder kan de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid volgens Hartlief enige ruimte bieden ten aanzien van een zuiver subjectieve uitleg, bijvoorbeeld in het geval de verzekeraar kan worden aangerekend dat de schending van de mededelingsplicht niet eerder is ontdekt.

Nu het hof volgens Hartlief terecht is uitgegaan van een subjectieve uitleg en de verzekeraar de schending van de mededelingsplicht pas na het vergelijken van de schadegegevens met het aanvraagformulier in augustus 2018 daadwerkelijk heeft ontdekt, heeft zij voldaan aan haar kennisgevingsplicht.

Slotsom

In de lagere rechtspraak en literatuur werd de vraag naar subjectieve of objectieve bekendheid niet eenduidig beantwoord. Wanneer de Hoge Raad de conclusie van Hartlief volgt, zal er eindelijk duidelijkheid komen. Gelet op de vergaande consequentie van de vervaltermijn van artikel 7:929 lid 1 BW, namelijk volledig verval van de bevoegdheid van de verzekeraar tot weigering dan wel vermindering van de uitkering, achtten wij de praktisch meer werkbare subjectieve benadering zeer passend. Een belangrijk voordeel van deze benadering is ook dat het verzekeraars de ruimte biedt om een mogelijke schending eerst nader te onderzoeken, zodat tot een gedegen, onderbouwd besluit kan worden gekomen.

Dit is een Legal Update van Inge Hanemaaijer en Lisan Homan.

Download als pdf

Specialist(en)