Nieuwe ontwikkelingen aanpak schijnzelfstandigheid
08-11-2024
De Belastingdienst heeft op 1 november 2024 de Toelichting beoordeling arbeidsrelaties gepubliceerd. Dit beslis- en afwegingskader is belangrijk nu de Belastingdienst het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 opheft en dus gaat handhaven op het bestaan van schijnzelfstandigheid.
De Belastingdienst heeft op 1 november duidelijk gemaakt dat de Belastingdienst dezelfde holistische toets zal toepassen als de Hoge Raad voor ogen heeft gehad in het Deliveroo-arrest. Er is niet één enkel feit of één enkele omstandigheid beslissend. De Belastingdienst zal alle feiten en omstandigheden in onderling verband beoordelen en op basis daarvan een oordeel geven over de vraag of iemand werkzaam is als werknemer of als zzp'er. Uit het Deliveroo-arrest blijkt dat de volgende gezichtspunten van belang zijn:
- de aard en duur van de werkzaamheden
- de manier waarop de werkzaamheden en werktijden zijn bepaald
- de mate waarin de werkzaamheden én de opdrachtnemer onderdeel zijn van de organisatie van de opdrachtgever
- wel of geen verplichting het werk persoonlijk uit te voeren
- de manier waarop afspraken tot stand zijn gekomen
- de manier waarop de beloning is bepaald en wordt uitbetaald
- de hoogte van de beloning
- de mate waarin de opdrachtnemer bij de opdracht commercieel risico loopt
- de mate waarin de opdrachtnemer zich als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld: wat doet de opdrachtnemer om opdrachten en een goede naam te krijgen, hoe behandelt de Belastingdienst de opdrachtnemer, wat is het aantal opdrachtgevers en hoelang werkt de opdrachtnemer meestal voor een opdrachtgever?
De Belastingdienst zal bij controles op schijnzelfstandigheid dus uitgaan van de wettelijke uitgangspunten en rechtspraak zoals die gelden op 1 november 2024. Toekomstige rechtspraak of een wetswijziging kan hierin verandering brengen.
Wet Vbar
Het Wetsvoorstel 'Wet Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden' (Vbar) kan mogelijk leiden tot een dergelijke wetswijziging. De inwerkintreding ervan wordt echter niet eerder dan 1 januari 2026 verwacht. Het komende jaar moeten opdrachtgevers het dus doen met het voornoemde kader.
We hebben het conceptwetsvoorstel Vbar in de Legal Update 'Internetconsultatie van start over verduidelijking werken met zelfstandigen' al besproken. Na veel kritiek op het conceptwetsvoorstel heeft de wetgever inmiddels een gewijzigde versie voorgelegd aan de Raad van State. De belangrijkste wijziging betreft de manier waarop getoetst wordt of aan het gezagscriterium is voldaan: er komt een 'formule' met hoofdelementen W en Z. Het hoofdelement W staat voor “werkinhoudelijke aansturing” en het hoofdelement Z staat voor “werken voor eigen rekening en risico”. De wetgever heeft voor beide hoofdelementen vijf indicaties benoemd en zal deze uitwerken in lagere regelgeving. Aan de hand van die indicaties kan de arbeidsrelatie worden beoordeeld. Is in overwegende mate sprake van werkinhoudelijke aansturing, dan duidt dit op een arbeidsovereenkomst. Is in overwegende mate sprake van werken voor eigen rekening en risico, dan duidt dit op een overeenkomst van opdracht. Is geen zwaartepunt aan te wijzen, dan wordt ook gekeken naar het ondernemerschap van de persoon buiten de relatie tussen werkende en bedrijf (de factor “OP”). Denk daarbij aan de vraag of de werkende is ingeschreven in het handelsregister en andere klanten acquireert.
Het conceptwetsvoorstel is ongewijzigd op het punt van het rechtsvermoeden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Wel is het bedrag geïndexeerd naar nu € 33,00 exclusief BTW.
Het vervolg van het wetgevingsproces
Het nieuwe conceptwetsvoorstel ligt op dit moment bij de Raad van State, die hierover advies zal uitbrengen aan de wetgever.
Heeft u vragen over de Toelichting beoordeling arbeidsrelaties, het werken met zelfstandigen per 1 januari 2025 of het conceptwetsvoorstel? Neem dan contact op met één van onze specialisten van het team Arbeid & Pensioen.
Dit is een Legal Update van Pieter Mantel.