Nieuwe mogelijkheden voor decentrale loting in het hoger onderwijs?

15-02-2023

Inleiding

De hoofdregel is dat studenten recht hebben op toelating tot het hoger onderwijs, als ze voldoen aan de vooropleidingseisen. Echter, als de beschikbare onderwijscapaciteit niet voldoende is, kunnen instellingen een numerus fixus instellen (“capaciteitsfixus”, artikel 7.53 WHW). De selectie gebeurt op dit moment op basis van een 'decentrale selectie', waarmee de instelling aspirant-studenten selecteert op grond van kwalitatieve criteria.

Over de selectiemethoden die gebruikt kunnen worden voor opleidingen met een capaciteitsfixus is op 14 februari een wetsvoorstel aangenomen in de Tweede Kamer (het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek  in verband met het toevoegen van decentrale loting als selectiemethode voor opleidingen met capaciteitsfixus in het hoger onderwijs).

Wat houdt het wetsvoorstel in?

Het wetsvoorstel houdt in dat loting wordt toegevoegd aan het instrumentarium dat instellingen kunnen inzetten bij de decentrale selectie van studenten voor opleidingen met een numerus fixus. Instellingen krijgen hierdoor een extra instrument, maar maken zelf de keuze of zij dit willen inzetten. Hierdoor zou een stelsel ontstaan met drie mogelijke vormen van selectie:

1) Decentrale selectie op basis van minimaal twee kwalitatieve selectiecriteria. Dit is nu ook al een mogelijkheid.   

2) Volledige (ongewogen) loting;

3) Een combinatie van minimaal twee kwalitatieve selectiecriteria en loting.

Bij de derde variant kan een door de instelling te bepalen deel van de aspirant-studenten worden toegelaten op basis van selectie op grond van ten minste twee kwalitatieve selectiecriteria en de overige op basis van ongewogen loting of een loting waarbij een gewicht is toegekend aan ten minste twee kwalitatieve selectiecriteria. De andere mogelijkheid hierbij is dat alle aspirant-studenten op basis van loting worden toegelaten, maar een gewicht is toegekend aan ten minste twee kwalitatieve selectiecriteria; 

Vierde selectiemogelijkheid

Via een aangenomen amendement is nog een vierde mogelijkheid toegevoegd:

4) Het instellingsbestuur kan aspirant-studenten na een eerste selectieronde uitsluiten van de loting. Die eerste selectieronde vindt plaats op grond van (minimaal twee) kwalitatieve selectiecriteria. Instellingen krijgen daarmee een instrument om bovenop de eis van het juiste diploma op basis van de kwalitatieve selectiecriteria nieuwe minimum toelatingseisen te stellen.

Tijdens het debat over het wetsvoorstel is veel gesproken over dit amendement. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ontraadde het aannemen daarvan, omdat hij bang was dat dit gevolgen kan hebben voor de algehele toegankelijkheid van het Nederlandse hoger onderwijs. De discussie zag vooral op de ruimte die het amendement zou laten om studenten alleen op basis van examencijfers uit te sluiten van loting. 

Uiteindelijk is besproken dat het amendement zo moet worden geïnterpreteerd dat een opleiding de ‘topgroep’, met een gemiddelde van 7,5 of hoger, automatisch kan toelaten. Aan het overige deel van de kandidaten kan de opleiding een inspanningsverplichting opleggen – bijvoorbeeld een dag komen kijken. Iedereen die aan die verplichting voldoet, mag meeloten. De wettekst is echter niet aangepast op deze interpretatie. 

Vervolg

Het wetsvoorstel gaat nu naar de Eerste Kamer. De minister heeft toegezegd dat hij met de Eerste Kamer in gesprek wil gaan over hoe zij willen omgaan met de wettelijke ruimte. Daarbij zal hij aandringen op een invulling zoals de omschreven interpretatie van het amendement.

Wij houden de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer in de gaten.

Dit is een Legal Update van het sectorteam Onderwijs.

Download als pdf

 

Specialist(en)