Kritiek op verplicht coronavaccin en het naleven van de medische standaard: onverenigbaar?

09-03-2021

In toenemende mate verschijnt er opzienbarende rechtspraak die direct verband houdt met coronapolitiek. De uitspraak in kort geding rondom de avondklok is daarvan het meest bekende voorbeeld (deze werd in hoger beroep overigens vernietigd). Maar ook in een huisartsenpraktijk kunnen de gemoederen rondom corona zo hoog oplopen dat de rechter eraan te pas moet komen. Dat blijkt uit een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. In deze zaak stond ter discussie in hoeverre politieke denkbeelden van de echtgenoot van een huisarts invloed kunnen hebben op het medisch functioneren van die huisarts. Ofwel: spelen politieke opvattingen volgens de rechter een rol bij de correcte beroepsuitoefening?

De aanloop

Een mannelijke en een vrouwelijke huisarts voeren op basis van een maatschapsovereenkomst praktijk in het noorden van het land. De echtgenoot van de vrouwelijke huisarts doet in het voorjaar van 2020 stevige uitspraken op YouTube. Zo stelt hij onder meer dat de overheid uit is op 200.000 corona-doden en zoveel mogelijk chaos. Tevens is het coronavirus volgens hem een uitstekende reden om het MKB kapot te laten gaan, maar ook om van oude, dure zorgpatiënten af te komen en de farmaceutische industrie aan een flinke duit te helpen – dit alles in de woorden van de rechtbank. Aan dit vlog wordt aandacht besteed in het Dagblad van het Noorden, waarna onder het personeel van de huisartsenpraktijk in kwestie onrust ontstaat. De mannelijke huisarts is eveneens ontstemd en verzoekt zijn collega zich openlijk te distantiëren van de ideeën van haar man. Hij vindt de inhoud van de betreffende uitlatingen namelijk ongepast omdat deze "haaks staat op het landelijk afgesproken beleid […] en uiterst denigrerend is voor eenieder die de crisis aan het bestrijden is." Zijn collega weigert echter afstand te nemen van de politieke ideeën van haar man. Volgens haar is zij niet verantwoordelijk voor wat haar echtgenoot zegt als filosoof-journalist en heeft haar werksituatie daar niets mee te maken. Wat volgt zijn gesprekken en (advocaten)brieven waarin de spanningen hoog oplopen. Uiteindelijk leidt dit echter niet tot de-escalatie, maar laat de mannelijke huisarts zijn collega en de medewerkers van de praktijk weten dat hij de samenwerking met haar wenst te beëindigen.

Politiek in de rechtszaal

Een concreet voorstel tot overname van de goodwill en de beëindiging van de (gezamenlijke) huur van het praktijkpand wordt echter afgewezen door de vrouwelijke huisarts. Daarop stapt de mannelijke huisarts naar de voorzieningenrechter, om te vorderen dat zijn collega bij wege van voorlopige voorziening de toegang tot het praktijkpand wordt ontzegd. Subsidiair eist hij dat zij geen contact meer mag onderhouden met het personeel of de patiënten van de praktijk. De vordering wordt door de voorzieningenrechter uitgelegd als een feitelijke onmiddellijke ontbinding van de maatschap.
De onderbouwing daarvan ziet hij in de stelling van de eisende huisarts dat hij er geen vertrouwen meer in heeft dat zijn collega de medische standaarden hanteert. Dit omdat zij weigert zich uit te laten over haar standpunten ten aanzien van die standaarden, noch over "de vraag waar zij zich bevindt in het maatschappelijk debat." Op enig moment heeft de gedaagde huisarts zich namelijk ook kritisch uitgelaten over een mogelijke vaccinatieplicht. De rechter ziet het verband tussen politieke opvattingen en medische professionaliteit echter niet. Weliswaar volgt uit de maatschapsovereenkomst dat ieder van de maten conform de professionele standaarden van onder meer KNMG en LHV dient te handelen en levert niet-naleving daarvan een ontbindingsgrond op, maar de rechter acht niet bewezen dat de vrouwelijke huisarts zich niet aan deze standaarden houdt. Ter zitting heeft zij verklaard zich aan de standaarden te houden, en daarnaast ook dat zij patiënten niet zal afraden zich te laten vaccineren. De vorderingen worden dan ook afgewezen.

Medisch functioneren vs. maatschapsfunctioneren

Het valt in deze zaak op dat de eiser de rechter op politieke gronden een oordeel over de medische merites van zijn collega heeft proberen te ontlokken. Objectief bewijs dat zijn collega zich vanwege haar politieke opvattingen niet meer medisch verantwoord opstelde levert hij echter niet, aldus de rechter.
De prikkelende vraag is of de uitspraak anders was uitgevallen als niet zozeer het vermeende medisch disfunctioneren van de gedaagde aan de vordering ten grondslag had gelegen, maar de gevolgen die haar politieke opvattingen zouden (kunnen) hebben op de economische prestaties van de maatschap. Het is immers niet ondenkbaar dat patiënten wegblijven bij een arts die zich weigert te distantiëren van de sterk beladen politieke uitspraken van haar man (of er zelf uitgesproken ideeën op nahoudt). Indien dat met stukken – bijvoorbeeld van praktijkverlatende patiënten – was onderbouwd, dan had dat zomaar eens een grond voor contractuele ontbinding kunnen vormen waar de rechter wel in was meegegaan. De eiser heeft zich ook niet beroepen op artikel 7a:1684 BW, dat de rechter de mogelijkheid biedt een maatschap te ontbinden wegens gewichtige redenen. De klaarblijkelijk onherstelbare vertrouwensbreuk die is opgetreden tussen de huisartsen in kwestie had ongetwijfeld zo'n reden gevormd. Nu haalt de eiser echter bakzeil omdat de rechter weigert louter politieke opvattingen te koppelen aan de vraag of een arts nog wel correct medisch handelt.

Vormt deze uitspraak nu een vrijbrief voor artsen om zich ook binnen de spreekkamer uit te laten over zoiets beladens als coronabeleid? Het is goed mogelijk dat nadere 'corona-rechtspraak' dat uit zal wijzen. Hoe dan ook is het verstandig om in zo'n zaak het soort (hoog opgelopen) emotie die met politiek gepaard kan gaan los te trekken van juridische stellingnames die in rechte succesvol zullen zijn – of juist niet.

Dit is een Legal Update van Roland Bertens.

Download als pdf

Specialist(en)