KNMG publiceert standpunt over euthanasie bij dementie
03-12-2021
Op 1 december 2021 heeft de KNMG haar standpunt inzake 'Beslissingen rond het levenseinde' gepubliceerd. Dit document geldt als richtsnoer voor de invulling van de professionele standaard van de arts bij het maken van afwegingen rondom het levenseinde.
Meest in het oog springend zijn de overwegingen met betrekking tot euthanasie bij een patiënt (vergevorderde) dementie. Aanleiding hiervoor was het tweetal arresten van 21 april 2020, waarin de Hoge Raad in een strafzaak en een tuchtprocedure heeft geoordeeld dat een arts uitvoering mag geven aan een schriftelijk euthanasieverzoek bij een patiënt met vergevorderde dementie. In de arresten – de eersten sinds inwerkingtreding van de Wet toetsing levensbeëindiging en hulp bij zelfdoding (Wtl) in 2001 – heeft de Hoge Raad de wettelijke zorgvuldigheidseisen nader ingevuld. In november 2020 hebben de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie hun EuthanasieCode al in lijn gebracht met het oordeel van de Hoge Raad en nu heeft dus ook de KNMG haar standpunt gepubliceerd.
Euthanasie is slechts mogelijk indien aan alle zorgvuldigheidseisen van de Wtl is voldaan. Dat is bij patiënten met dementie niet anders en kan leiden tot lastige afwegingen, bijvoorbeeld rondom de vraag of in een vergevorderd stadium nog wel sprake is van ondraaglijk lijden. De meest complexe afwegingen spelen echter rondom de eerste zorgvuldigheidsnorm; het vereiste van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Bij vergevorderde dementie is de patiënt immers wilsonbekwaam en kan dus geen euthanasieverzoek meer worden geformuleerd. De wet biedt de mogelijkheid om in dat geval uitvoering te geven aan een eerder opgestelde schriftelijke wilsverklaring (art. 2 lid 2 Wtl).
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de arts bij de interpretatie van het schriftelijke euthanasieverzoek veel beoordelingsruimte toekomt. Hij hoeft niet slechts op basis van de feitelijke bewoordingen van de verklaring de bedoeling van de patiënt te achterhalen maar mag daarbij ook acht slaan op de overige omstandigheden van het geval, zoals uitingen van naasten en het medisch dossier. De KNMG voegt hieraan toe dat het wat haar betreft niet raadzaam is om uitvoering te geven aan een schriftelijk euthanasieverzoek dat nooit is besproken met een arts en niet is opgenomen in het medisch dossier, omdat de arts dan onvoldoende de beweegredenen van de (wilsbekwame) patiënt kan achterhalen. De KNMG benadrukt dat het uitgangspunt is dat de arts zich inspant om te communiceren met de (wilsonbekwame) patiënt, maar dat dit niet zover gaat dat de doodswens dient te worden geverifieerd. Wel dient de arts alert te zijn op contra-indicaties, zoals uitingen van de (wilsonbekwame) patiënt die strijdig zijn met het schriftelijk verzoek. Het is aan de arts om te beoordelen of aan die uitingen betekenis dient te worden gehecht en of die aldus in de weg staan aan het toepassen van euthanasie. Ook wordt in het standpunt de ruimte geboden om in zeer uitzonderlijke gevallen premedicatie toe te dienen zonder dat hierover met de patiënt kan worden gecommuniceerd. De noodzaak hiervoor moet zorgvuldig worden afgewogen en onderbouwd. Per situatie zal moeten worden beoordeeld of het geven van premedicatie passend en noodzakelijk is.
Het nieuw gepubliceerde standpunt van de KNMG biedt steun aan artsen die overwegen om euthanasie op basis van een schriftelijke verklaring uit te voeren bij een wilsonbekwame patiënt met vergevorderde dementie, maar het blijft een zeer lastige afweging. Tot nog toe werd vanwege de complexiteit slechts enkele keren per jaar euthanasie uitgevoerd op basis van een schriftelijke wilsverklaring. Het is afwachten of het aantal gevallen door de bevestiging vanuit de KNMG van de al door de Hoge Raad verduidelijkte zorgvuldigheidseisen zal gaan toenemen.
Dit is een Legal Update van Jonna De Clerck.