Het gebruik van (orde-)maatregelen bij leerlingen in het voortgezet onderwijs
03-01-2023
Dat leerlingen op de middelbare school weleens klieren is niets nieuws. Maar het kan voorkomen dat dit geklier omslaat in wangedrag en de schoolleiding moet bepalen hoe hiermee om te gaan. Welke maatregelen zijn er en wanneer is schorsing of verwijdering van een leerling aan de orde? En hoe zit dat bij een leerling die eigenlijk beter af is op een school voor speciaal onderwijs? Daar gaan wij in deze Legal Update op in.
Welke mogelijke maatregelen kan de school nemen als een leerling zich niet houdt aan de geldende normen en regels?
Binnen de middelbare school horen leerlingen zich te houden aan de normen en regels die daar gelden. Die regels blijken bijvoorbeeld uit het leerlingenstatuut, de leefregels of een gedragscode. Het helpt als dit soort regels makkelijk vindbaar zijn en dat leerlingen en hun ouders/verzorgers hierop zijn gewezen. Als een leerling zich hier niet aan houdt en het bevoegd gezag (bestuur) van de school daarop wil handelen, dan zijn er twee opties: 1) een opvoedkundige maatregel en 2) een ordemaatregel. Opvoedkundige maatregelen zijn bijvoorbeeld het laten verrichten van kleine klusjes in school of een extra opdracht laten maken door de leerling. Ordemaatregelen zijn – in volgorde van hoe zwaar ze zijn: de schriftelijke berisping, overplaatsing naar een parallelklas of zelfs een andere vestiging, de waarschuwing voor verwijdering, de schorsing en tot slot de verwijdering.
Hoe wordt bepaald welke maatregel de school mag nemen tegenover een leerling?
Het bevoegd gezag mag zelf kiezen of, en zo ja welke maatregel genomen moet worden, maar dat moet wel zorgvuldig gebeuren. Dat betekent dat procedures die volgen uit de eigen reglementen en de wet moeten worden gevolgd en besluiten onderbouwd moeten worden. De gekozen maatregel moet bovendien proportioneel en evenredig zijn. Dat wil zeggen dat – wanneer wordt gekozen voor een zwaardere sanctie – gemotiveerd moet worden waarom een lichtere sanctie niet passend is en waarom bijvoorbeeld niet kan worden volstaan met een waarschuwing. Of een bepaalde maatregel geschikt is hangt sterk af van de omstandigheden van het geval, zoals bijvoorbeeld de ernst en duur van het wangedrag en wat de invloed daarvan is op andere leerlingen of op docenten. Wij zoomen nader in op de maatregelen schorsing en verwijdering.
Hoe werkt de schorsing van een leerling?
Voor de schorsing van een leerling moet er een zelfstandige grondslag en aanleiding bestaan. Schorsing mag niet alleen ter voorbereiding van een eventuele verwijdering, al zullen omstandigheden die een verwijdering kunnen rechtvaardigen in praktijk vaak ook wel ten grondslag kunnen liggen aan een schorsing. Volgens artikel 8.14 Wet op het voortgezet onderwijs 2020 (WVO), mag een leerling voor maximaal één week geschorst worden. Als al vaststaat dat na de schorsing een verwijdering zal volgen, mag de schorsing tot die tijd duren. De schorsing moet schriftelijk bekend worden gemaakt aan de leerling en/of de ouders (afhankelijk van of de leerling minderjarig is). Ook moet de Inspectie van het Onderwijs op de hoogte worden gesteld als de schorsing langer dan één dag duurt. Tijdens de schorsing moet een leerling vanuit de school nog wel (huiswerk-)begeleiding krijgen. Een schorsing maakt doorgaans wel indruk, maar de vraag is of extra schoolwerk, apart gezet worden of overplaatsing naar een andere klas door de leerling zelf niet als ingrijpender zullen worden ervaren.
Hoe werkt de verwijdering van een leerling als ordemaatregel?
Verwijdering is het meest ingrijpende besluit dat een school tegenover een leerling kan nemen. Er moet daarvoor dus heel wat aan de hand zijn. Een aantal voorbeelden van redenen voor verwijdering zijn:
- Een reeks acties, zoals het online plaatsen van beledigingen over een docent, misdragingen op het schoolkamp en dreigende uitlatingen tegen een docent (ECLI:NL:RBDHA:2022:9780);
- Een enkele ernstige gedraging, zoals een serieus geweldsincident met andere leerlingen van de school (zaak 38183 Geschillencommissie Passend Onderwijs);
- Het gebruiken van softdrugs in de omgeving van de school en het handelen in softdrugs met leerlingen (ECLI:NL:RBDHA:2022:1671).
Als het gaat om een gebeurtenis waarbij meerdere leerlingen betrokken waren, moet goed worden gekeken naar het aandeel per individuele leerling. Het is niet geoorloofd om collectief te straffen. Opmerkelijk is dat grensoverschrijdend gedrag van de ouders wel reden kan zijn tot een verwijdering, ook als de leerling daar verder niets aan kan doen. De overweging is dan dat de verstoorde verhouding met ouders het redelijkerwijs niet langer mogelijk maakt de leerling ingeschreven te houden (ECLI:NL:RVS:2022:978, ECLI:NL:RVS:2020:2745).
Voor de verwijderingsprocedure gelden strenge wettelijke eisen. Eerst moet de voorgenomen schoolverwijdering aan de leerling en/of ouders bekend worden gemaakt, met daarbij een omschrijving van de grond(en) voor verwijdering. De leerling en/of ouders moeten hierover gehoord worden. Ook moet overleg met de Inspectie van het Onderwijs plaatsvinden. Vervolgens moet – voordat kan worden overgegaan tot definitieve verwijdering – een andere school gevonden zijn die bereid is de leerling toe te laten (artikel 8.15 WVO). Tot slot moet de Inspectie van het Onderwijs ook in kennis worden gesteld van de definitieve verwijdering.
Hoe werkt de verwijdering van een leerling als maatregel om te voldoen aan onderwijsbehoeften van de leerling?
Verwijdering als ordemaatregel moet worden onderscheiden van verwijdering om de onbelemmerde voortgang van onderwijs van een leerling te behouden. Dit kan zich voordoen als het schoolniveau niet aansluit bij de (leer-)capaciteiten van de leerling of de school niet (meer) in de ondersteuningsbehoefte van de leerling kan voorzien. Het heeft uiteraard de voorkeur dat zo een besluit wordt genomen in samenspraak met de ouders en de leerling en de school moeten zich eerst serieus hebben ingespannen om de leerling op school passende ondersteuning te bieden. Voor een overplaatsing naar speciaal onderwijs is het niet voldoende dat alleen het bevoegd gezag van mening is dat hiervoor een indicatie bestaat. Alle opties moeten eerst zorgvuldig worden bekeken. Contact met het Samenwerkingsverband kan hierbij helpen.
Een leerling mag vanwege onvoldoende vorderingen niet in de loop van een schooljaar verwijderd worden (artikel 8.12 Uitvoeringsbesluit WVO 2020).
Conclusie
Het opleggen van een (orde)maatregel aan een leerling vraagt om bezonnenheid. Steeds moet een belangenafweging worden gemaakt en de proportionaliteit en evenredigheid van de maatregel worden bekeken. Het belang en de ontwikkeling van de leerling legt natuurlijk veel gewicht in de schaal. Vervolgens moeten alle benodigde (juridische) stappen op een juiste manier uitgevoerd worden. Ook de zorgplicht voor de leerling blijft tijdens het gehele verloop gelden. Als het even kan, moet de leerling de middelbareschooltijd met een diploma kunnen afsluiten.
Heeft u vragen over het gebruik of het nemen van (orde-)maatregelen bij leerlingen in het voortgezet onderwijs of wilt u meer informatie over dit onderwerp? Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten.