Brief wel of geen slip is bezwaarschrift
06-07-2017
Op 21 juni 2017 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘de Afdeling’) een opvallende uitspraak over de vraag wanneer een bestuursorgaan iets als bezwaarschrift moet opvatten. De evenementenvergunning liet, onder voorschriften, een striptease-act genaamd ‘Ladies Night’ toe die op 27 december 2014 plaatsvond in Schiedam. Het bezwaarschrift in kwestie heeft een enigszins pikante inhoud: appellante keert zich tegen de vergunningsvoorwaarde inhoudende dat het ondergoed van de mannelijke dansers tijdens het optreden niet uit mocht.
Overleg
Voorafgaand aan het besluit tot verlening van de evenementenvergunning, correspondeert appellante meermaals met gemeenteambtenaren. Tijdens dat overleg deelt de burgemeester haar mee dat hij voornemens is de vergunning te verlenen, maar dat hij hieraan wel een voorschrift verbindt. Dat voorschrift houdt in dat de dansers tijdens de striptease-act altijd hun slip of string aan moeten houden. Appellante kan zich niet vinden in de inhoud van het voorschrift en uit op 28 november 2014 haar ongenoegen in een brief richting de burgemeester. Op 26 november 2014 verleent de burgemeester de evenementenvergunning alsnog.
Bezwaar niet-ontvankelijk
De burgemeester verklaart de bezwaren van appellante niet-ontvankelijk. Heeft de burgemeester dan dermate grote ethische bezwaren tegen het optreden? Tot op de dag van vandaag blijft hij het antwoord op deze vraag verschuldigd, want tot een inhoudelijke beoordeling van de vergunningsvoorwaarde is het niet gekomen. De burgemeester motiveert het besluit op bezwaar met het argument dat appellante de bezwaartermijn heeft overschreden. Daarnaast licht de burgemeester toe dat hij er destijds vanuit ging dat de zienswijze van appellante met het verlenen van de vergunning voldoende is beantwoord. Uit de brief van 28 november 2014 leidde de burgemeester af dat appellante nog niet bekend was met de definitieve inhoud van de vergunning. Appellante laat het er niet bij zitten en procedeert door tot en met de Afdeling.
Uitspraak
De Afdeling geeft op 21 juni 2017 uitsluitsel. Zij oordeelt dat redelijkerwijs kon worden getwijfeld over de vraag of de brief van 28 november 2014 moest worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen het besluit van 26 november 2014. Aan de ene kant kan volgens de Afdeling uit het bezwaarschrift worden afgeleid dat appellante op het moment van de vergunningverlening nog niet met de inhoud van het definitieve besluit bekend was. Aan de andere kant is de brief van appellante later binnengekomen dan het besluit van 26 november 2014. Ook bevat de brief inhoudelijke bezwaren tegen de aangekondigde vergunning. Daaruit komt volgens de Afdeling voldoende naar voren dat appellante zich niet kon verenigen met het voorschrift. Geen aanleiding bestond om aan te nemen dat het besluit van 26 november 2014 daarin verandering zou brengen. Consequentie hiervan is echter dat het de burgemeester niet vrij stond om er vanaf te zien uitsluitsel te verkrijgen over het bezwaarschrift.
Door hier wél vanaf te zien, heeft de burgemeester het bezwaar onterecht niet-ontvankelijk verklaard.
Wel of geen slipje?
De Afdeling heeft zich in haar uitspraak van 21 juni 2017, net als de burgemeester in zijn besluit op bezwaar, inhoudelijk niet uitgelaten over de vergunningsvoorwaarde inhoudende dat het ondergoed van de dansers tijdens het optreden niet uit zou mogen. Wel heeft de Afdeling de burgemeester opgedragen hierover alsnog een besluit te nemen, waartegen appellante opnieuw (dit keer rechtstreeks) in beroep kan. De les die uit deze uitspraak kan worden getrokken is dat de vereisten aan de zorgvuldigheid met zich brengen dat een bestuursorgaan, bij twijfel over of een brief als bezwaarschrift moet worden aangemerkt, hier naar moet informeren bij de indiener. Nu de burgemeester uit Schiedam dat niet gedaan heeft, moet de brief als bezwaarschrift worden aangemerkt.
Wij zullen het inhoudelijk oordeel over de vergunningsvoorwaarde ‘wel of geen slipje’ op de voet volgen.
Dit is een Legal Update van de praktijkgroep Bestuursrecht.