Bevoegdheidsverdeling onrechtmatige overheidsdaad: opknippen mag!
09-08-2017
Op 2 augustus 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over de ‘knip’ in de bevoegdheidsverdeling tussen burgerlijk rechter en bestuursrechter in de schadevergoedingsregeling van titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak maakt duidelijk dat een claim van meer dan € 25.000,- mag worden opgeknipt, door eerst de bestuursrechter te benaderen voor maximaal € 25.000,- en vervolgens – indien nodig – de burgerlijke rechter voor de rest van de schade.
De schadevergoedingsregeling van titel 8.4 Awb voorziet in een bestuursrechtelijke procedure, onder meer voor schade die is veroorzaakt door een onrechtmatig of niet-tijdig genomen appellabel besluit. In veel gevallen is echter niet (alleen) de bestuursrechter, maar (ook) de civiele rechter bevoegd om over een schadeclaim te oordelen. Wanneer de schade is veroorzaakt door een besluit waarover de Centrale Raad van Beroep of de Hoge Raad bevoegd zijn te oordelen, dan is de bestuursrechter exclusief bevoegd zich over het schadeverzoek uit te laten. Voor de overige verzoeken geldt een zogenaamde ‘knip’: bij vorderingen tot maximaal € 25.000,- hebben partijen de keuze tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter. Bij een vordering van meer dan € 25.000,- is de burgerlijk rechter exclusief bevoegd.
De genoemde uitspraak gaat over een schadeclaim in verband met een vermeend onrechtmatig Tracébesluit. De exploitant van een reclamemast stelt schade te lijden als gevolg van dit besluit en vraagt een vergoeding van € 25.000,-. Duidelijk is echter dat de feitelijke schade minimaal € 165.886,- bedraagt en de exploitant geen afstand heeft gedaan van zijn aanspraak op het meerdere. De Minister (verweerder) meent daarom dat de exploitant met zijn claim bij de burgerlijke rechter moet zijn. De Afdeling zelf denkt daar echter anders over. Onder verwijzing naar de wet en de parlementaire geschiedenis concludeert de Afdeling dat een claim kan worden beoordeeld indien de gevraagde schadevergoeding wordt beperkt tot maximaal € 25.000,-. Indien de feitelijke schade meer bedraagt, hoeft de benadeelde geen afstand te doen van zijn aanspraak op het meerdere. Na het einde van de bestuursrechtelijke procedure is de benadeelde vrij om voor het meerdere alsnog naar de burgerlijke rechter te stappen. De exploitant in deze zaak trekt overigens alsnog aan het kortste eind, omdat de Afdeling tot het oordeel komt dat het Tracébesluit jegens hem niet onrechtmatig is.
Welke praktische betekenis heeft dit ‘opknippen’ voor de praktijk? Voor benadeelden kan het soms aantrekkelijk zijn om eerst een verzoek om schadevergoeding bij de bestuursrechter in te dienen. Procederen bij de bestuursrechter is relatief goedkoop en het verzoek kan eenvoudig worden ingediend hangende de lopende beroepsprocedure tegen het vermeende schadeveroorzakende besluit. Met een gunstig oordeel van de bestuursrechter in de hand is de eerste € 25.000,- binnen en kan een relatief dure procedure bij de burgerlijke rechter met minder procesrisico worden opgestart. Wellicht lukt het na het oordeel van de bestuursrechter zelfs om de zaak minnelijk te regelen. Kortom, het ‘opknippen’ van een claim op een bestuursorgaan is toegestaan en in sommige gevallen zeker het overwegen waard!
Dit is een Legal Update van de praktijkgroep Bestuursrecht.