Pandrecht

Een pandrecht is een recht dat ertoe strekt om de pandhouder, in zijn hoedanigheid van schuldeiser van de pandgever, zekerheid te geven dat zijn geldvordering wordt voldaan. Indien de vordering namelijk niet wordt voldaan, kan de pandhouder zich met voorrang verhalen op het goed waar het pandrecht op rust. Hierna wordt op hoofdlijnen besproken hoe het vestigen en uitoefenen van een pandrecht in zijn werk gaat.

Object van pandrecht

Een pandrecht kan gevestigd worden op ieder goed, dat geen registergoed is. Registergoederen zijn onroerende zaken, teboekgestelde schepen en luchtvaartuigen. Goederen die buiten deze omschrijving vallen, en waarop dus een pandrecht kan worden gevestigd, zijn bijvoorbeeld roerende zaken, aandelen, vorderingen en rechten van intellectuele eigendom. Het pendant van het pandrecht is het hypotheekrecht, hiervan is sprake wanneer het zekerheidsrecht wordt gevestigd op een registergoed.

Vestigen van pandrecht

Er bestaan grofweg twee soorten pandrecht: een pandrecht waarbij het goed in handen komt van de pandhouder en een pandrecht waarbij de pandgever over het goed blijft beschikken. In het geval van roerende zaken spreken we respectievelijk over een vuistpand en een bezitloos pandrecht en in het geval van vorderingen gaat het om een openbaar en stil pandrecht.  Voor het vestigen van beide soorten pandrecht is vereist dat er een titel aan het pandrecht ten grondslag ligt (een rechtsverhouding die het pandrecht rechtvaardigt, veelal is dit een pandakte) en dat de pandgever beschikkingsbevoegd is ten aanzien van het te verpanden goed.

Verder is belangrijk dat de verpande goederen in de pandakte voldoende duidelijk worden omschreven. Volgens de jurisprudentie betekent dit echter niet dat alle te verpanden goederen individueel omschreven moeten worden. Het is voldoende dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand van de administratie kan worden vastgesteld om welke goederen het gaat.

Naast deze vereisten is er een vestigingshandeling nodig. Deze handeling is afhankelijk van het soort pandrecht. Een vuistpand wordt bijvoorbeeld gevestigd door het goed daadwerkelijk in de macht van de pandhouder te brengen. Voor het vestigen van een bezitloos pandrecht is het voldoende om een authentieke akte te laten opmaken bij de notaris of een onderhandse akte (overeenkomst) te laten registreren bij de Belastingdienst.

Het vestigen van een openbaar pandrecht op een vordering vindt plaats door het opmaken van een authentieke of onderhandse akte en door daarna mededeling te doen van de verpanding aan de betreffende debiteur. In veel gevallen wordt echter eerst een stil pandrecht gevestigd, om geen onrust te laten ontstaan bij debiteuren van de pandgever. Dit gebeurt bij authentieke of een bij de Belastingdienst geregistreerde onderhandse akte, mits de vordering tijdens de vestiging al bestaat of rechtstreeks zal worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding. Op die manier kunnen dus toekomstige vorderingen uit bijvoorbeeld een bestaande huurovereenkomst verpand worden. Nederlandse banken eisen bij het verstrekken van zakelijke kredieten vaak dat de kredietnemer zijn toekomstige vorderingen op debiteuren aan de bank verpandt. Hiervoor vragen zij een volmacht van de pandgever. Met deze volmacht kan de bank deze vorderingen herhaaldelijk aan zichzelf verpanden.

Omzetting

Indien de pandgever in zijn verplichtingen jegens de pandhouder tekortschiet of indien er goede grond is om te vrezen dat in die verplichtingen zal worden tekortgeschoten, kan de bezitloze pandhouder – dan wel de stille pandhouder – het pandrecht omzetten in – respectievelijk – een vuistpandrecht of een openbaar pandrecht. Dat geschiedt als volgt:

  • Bezitloos pandrecht: de pandhouder neemt de goederen in vuistpand door zich de feitelijke macht over de goederen te verschaffen.
  • Stil pandrecht: de pandhouder maakt zijn pandrecht openbaar door zijn pandrecht mede te delen aan de debiteur van pandgever. Na de mededeling wordt de pandhouder bevoegd om de vordering te incasseren.

Recht van parate executie

In het geval dat een pandrecht op een roerende zaak, dan wel op een recht aan toonder of order of op het vruchtgebruik van een dergelijke zaak is gevestigd (vuistpandrecht of bezitloos pandrecht), heeft de pandhouder het recht van parate executie. De pandhouder is bevoegd om de zaak (of het vermogensrecht) te verkopen en zich op de opbrengst te verhalen zodra de pandgever in verzuim is met de voldoening van de schuld waarvoor het pandrecht is gevestigd. De verkoop door een pandhouder is echter wel aan regels gebonden. De hoofdregel is namelijk dat er een openbare verkoop (veiling) plaatsvindt door een deurwaarder of notaris. Als de pandhouder in plaats daarvan het goed onderhands wil verkopen, is daarvoor toestemming nodig van de voorzieningenrechter.

De executie van een pandrecht op een vordering (stil of openbaar pandrecht) vindt normaal gesproken plaats door middel van inning door de pandhouder. In geval van een openbaar pandrecht is de pandhouder namelijk bevoegd om zonder tussenkomst van de rechter nakoming van de vordering te eisen en betalingen in ontvangst te nemen.

Pandrecht in faillissement

Indien de pandgever failliet wordt verklaard, blijven de gevestigde pandrechten in stand. Sterker nog, de pandhouder kan handelen alsof er geen faillissement is. Hij is een zogenaamde ‘separatist’. In de praktijk zal een pandhouder meestal de verpande goederen door de curator laten verkopen in ruil voor een boedelbijdrage. Voor de hoogte van deze boedelbijdrage zijn richtlijnen te vinden in de separatistenregeling die op de website van de vereniging INSOLAD staat.

Heeft u vragen over dit onderwerp? Neemt u dan contact op met Margreet Eveleens.  

Download als pdf