Nieuwe handreiking RVU

14-02-2019

De Belastingdienst heeft op 28 december 2018 een nieuwe handreiking gepubliceerd over de interpretatie van het begrip “Regeling voor vervroegde uittreding” (RVU), als bedoeld in artikel 32ba van de Wet op de Loonbelasting 1964. De handreiking vervangt de eerdere beleidsregels uit 2005.

Er is sprake van een RVU wanneer een vertrekregeling is bedoeld als een financiële overbrugging voor de periode van ontslag tot aan de ingangsdatum van het pensioen of AOW. Indien een regeling wordt aangemerkt als RVU, dan is – naast de reguliere loonheffing – een eindheffing van 52% verschuldigd door de werkgever.

De aanpassing van de beleidsregels RVU door de Belastingdienst hangt samen met het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2018. In deze uitspraak oordeelde de Hoge Raad dat een collectieve vertrekregeling in het kader van een RVU-toets moet worden beoordeeld aan de hand van de objectieve voorwaarden en kenmerken van die regeling.

De nieuwe handreiking van de Belastingdienst volgt het kader van de Hoge Raad, maar bevat geen wezenlijke verandering ten opzichte van de beleidsregels uit 2005. De toets ziet er als volgt uit:

  • Allereerst wordt getoetst aan de objectieve voorwaarden van een vertrekregeling. Hierbij wordt beoordeeld of het ontslag al dan niet leeftijdgerelateerd is. De beweegredenen van de werkgever en de werknemer zijn niet relevant.
  • Als op basis van de objectieve voorwaarden sprake kan zijn van een RVU, dan vindt op individueel niveau een toets plaats op basis van de kenmerken van de regeling. Beoordeeld wordt of de ontslagvergoeding feitelijk in staat stelt om te overbruggen tot aan de AOW-leeftijd, dan wel eerdere pensioendatum, of gezien kan worden als een aanvulling op het pensioen (de 70%-toets).

Dit is een Legal Update van Anne Haverkort en Evelien Brussee.

Download als pdf

Specialist(en)